30 MAART 1995 242 zeggen dat u 4 ha nodig heeft, maar kunt u dat even laten zien. De onderbouwing is hier ook opgenomen. Dat betekent dat dat een van de eerste kritiekpunten was van de Provincie op de eerste herziening, zoals we die hebben vastgesteld als raad en daar komen wij wat dat betreft aan tegemoet. Uiteraard waren er nog wat meer problemen die de provincie had met de eerste herziening, onder andere het opnemen van goede criteria voor het gebruik mogen maken van de vrijstellingsbe voegdheid in de voorschriften. In de toelichtende tekst van het bestemmingsplan van de eerste herziening was dat ook opgenomen. Echter, dit was niet opgenomen in de voorschriften. Dat is alsnog gebeurd. Kortom, dat betekent dat aan het tweede bezwaar van de Provincie ook tegemoet is gekomen. Het derde bezwaar van de Provincie was de grootte van een bedrijfsvestiging op dit terrein. In de eerste herziening was aangegeven dat het maximaal 12.000 m2 kon zijn, de Provincie vindt dat toch wel erg groot en vandaar ook dat er teruggegaan is naar een maximale grootte per bedrijf van 6.000 m2. Dat zijn de drie wijzigingen die zijn gepleegd op basis van de kritiek van de Provincie op de eerste herziening zoals die door de raad is vastgesteld. De heer SINKE Bij interruptie. Wat betreft het eerste punt, waar het gaat om de uitbouw van 2,5 naar 4 ha en wat dus in 1992 kennelijk 4 ha is geweest, maar onderbouwd moest worden het volgende. De stukken die ik heb geraadpleegd en die ter visie hebben gelegen geven een onderbouwing van die 2,5 ha, daar worden ook namen bij genoemd. Mijn vraagstelling was met name gericht op de uitbouw naar die 4 ha, die heb ik niet kunnen terugvinden. Wethouder DE BRUIJN Daar kom ik zo direct op terug, daar kan ik dan, terwijl ik praat, ook even naar zoeken, want ik heb hem wel gezien. Ik moet even de bladzijde opzoeken. Ik wil nog teruggaan in de geschiedenis naar de eerste herziening, want op dat moment hebben de bewonersorganisaties al nadrukkelijk hun stem laten horen tegen de aanwezigheid van onordelijke bedrijven. De eerste herziening was een gevolg van de uitspraken van Gedeputeerde Staten en van de Raad van State. Gedeputeerde Staten hadden tegen het oorspronkelijke bestemmingsplan bezwaar wat betreft de woonfunctie en een gedeeltelijke kantoorfunctie, niet wat betreft de onordelijke bedrijven. De Raad van State vervolgens had een probleem met de onordelijke bedrijven, echter voorzover zij daar verder waren vastgelegd. Overigens is er, uiteraard is dat mogelijk juridisch, een verschil van interpretatie over de uitspraak van de Raad van State. Wij hebben uitdrukkelijk getracht om met alle juristen, intern en extern, dat nader te bekijken en wij hebben geconstateerd dat de Raad van State geen principieel bezwaar had tegen onordelijke bedrijven, echter dat zij vond dat in eerste instantie er geen enkel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 242