30 MAART 1995 245 konden. Die drie zijn er ondertussen twee geworden door een fusie van twee van hen. Daar is dus een locatie gevonden. Zijn er nu nog andere alternatieven? We hebben expliciet en serieus gekeken naar het vele werk dat de actiegroep heeft gedaan om alternatieven aan te dragen. Wij hebben moeten constateren dat dat naar onze mening geen reële alternatieven zijn. De alternatieven die erin stonden zijn goed bekeken, maar zijn op dit moment zeker niet aan de orde. Wat op het grondgebied van andere in de toekomst aan de orde kan zijn, daarvan denk ik dat we daar nader op terugkomen. Een alternatief dat de heer Sinkemet name noemt is de haven Krouwelaar, waarvan u weet dat daar de CSM activiteiten ontplooit. Oorspronkelijk was de gedachte dat de CSM haar tarra, nadat ze die eerst had gedropt in de Emerput, vervolgens op een andere wijze zou gaan verwerken, dus niet meer Emerput, maar dan haven Krouwelaar. Op dit moment en dat hebben we dacht ik in 1993 of 1994 in de raad ook aan de orde gehad, is er een concessie op de Emerput en we hebben toen ingestemd met een verlenging daarvan, omdat de CSM geen andere mogelijk heden zag. En dientengevolge is het gebruik van het eigen grondgebied van de CSM, want het terrein haven Krouwelaar is van de CSM, langer veilig gesteld, ook door de CSM voor het drogen van die tarra. Kortom, die komt de eerste tien jaren niet vrij, zo is op dit moment de verwachting, uiteraard uitgaande van de normale bedrijfsvoering van CSM. Dus helaas is dat geen alternatief. Dat wat betreft de locaties en de alternatieven. Over de afschermingsmaatregelen is in de commissie uitgebreid gepraat. Ik heb aangegeven dat het college hecht aan een optimale en niet een maximale, maar een optimale afscherming en een optimale bescherming van de milieukwaliteiten binnen het gegeven van deze bedrijven. Dat betekent uiteraard allereerst dat in het kader van de milieu-eisen, dat in de richting van de heer Scheltens, goede afspraken moeten worden gemaakt. Een vloeistofdichte laag, goede afvoeren, zorgen dat de afvoeren en dat soort zaken van het bedrijf gescheiden blijven van het grondwater. Expliciet zullen dat eisen zijn. Daarnaast is uiteraard ook de visuele hinder aan de orde. In de commissie hebben diversen van u gevraagd: kun je daar niet iets doen met een zandlichaam, laat ik het maar zo noemen, want dijklichaam klinkt weer zo zwaar. De afgelopen periode heeft dat wat anders uitgewezen, maar het kan log zijn. Het college heeft er nog eens nadrukkelijk naar gekeken en is voornemens om te kijken op welke wijze er met name in combinatie met de groenstrook die gepland was in het bestemmingsplan daar een visuele afscherming kan plaatsvinden door middel van een zandlichaam, u mag het ook dijklichaam noemen, ter hoogte van maximaal 2 k 2,5 meter. Uiteraard zal dat goed aangeplant moeten zijn want het kijken tegen een hoop zand is ook niet aantrekkelijk, dus dat zal een goede aankleding moeten hebben. Over die aankleding en dergelijke zullen wij natuurlijk ook met de direct omwonenden en daar uitzicht op hebbenden praten. Maar ik kan u die toezegging namens het college doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 245