3 MEI 1995 355 wel goed zijn nagegaan. Ik zal het niet puntsgewijze afhandelen, maar ik denk: er klopt helemaal niets van. Het is net of het allemaal maar zo gehouden wordt, als in een voorstel ook maar enigszins sprake is van een gebouw dat een woning kan worden, dan komt erbij: een betaalbare woning, een betaalbare woning. Dat is het adagium. Ik denk dat het over veel meer gaat. Onze fractie steunt deze motie echt van geen kanten. De heer SCHELTENS Ik wil nog even reageren richting de wethouder dat er een andere situatie is. Hij noemt een aantal punten dat misschien niet verschillend is of van weinig of geen invloed zal zijn. Een aantal zaken tijdens de vorige commissievergadering werpt wel degelijk een ander licht op de zaak en de reden van deze motie is om die dingen, al zijn het maar hele kleine minieme kansjes, nog een kans te geven. Als we de lijn volgen die het college heeft ingezet en dit raadsvoorstel wordt aangenomen dan is in onze optiek, en dat heb ik ook tijdens de commissievergadering gezegd, het doek definitief gevallen en dan is het laatste obstakel op weg naar een sloop, want het heeft weliswaar niet met dit voorstel te maken maar het is wel een logisch gevolg, onontkoombaar en wel binnen zeer korte tijd. Ik heb tijdens de commissie ook gezegd: dit is de laatste kans om nog wat te doen, als we die periode niet verlengen is die kans ook nihil en als dat negatieve advies dat het college voorschrijft wordt ondersteund door deze raad, dan maakt het weinig of geen kans bij de Rijksdienst en dan is het gewoon afgelopen. Met andere woorden: dit is de laatste mogelijkheid, rek die tijd wat op en dan kunnen we in ieder geval kijken, of laten kijken, naar degenen die daaraan behoefte hebben of er nog mogelijkheden zijn. Mevrouw HEESSELS Alleen een reactie op de motie. Ik denk dat onze fractie zich kan aansluiten bij de argumentatie zoals de wethouder die heeft neergelegd. Ook wij hebben geen behoefte aan deze motie. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Ik begrijp dat het college geen behoefte heeft aan motiesDat kan. Wij blijven toch bij de indiening van deze motie. Ik wil wel één vraag in de richting van de wethouder stellen. Ik zie weinig verstand in een aantal fracties schuilen op het moment dat zij namelijk dit voorstel steunen. Dat kan ook. Daarover ben ik eigenlijk niet meer verbaasd. Maar wat gebeurt er nu, als uiteindelijk de Rijksdienst meer verstand toont dan de meerderheid van dit gemeentebestuur en uiteindelijk toch een monumentenstatus eraan wordt gegeven? Gaat u dan bezwaar aantekenen, mijnheer De Bruijn? Gaat u dan ook ronselen in de stad om bezwaarschriften daarvoor te versieren van mensen die vinden dat het geen rijksmonument zou moeten worden? Zou u dat aandurven? Zou u bereid zijn in een stand te gaan staan in het Ginneken en te vragen: mensen laten we er geen rijksmonument van maken want dat heeft de minister bepaald en wij zijn er heel erg op tegen, wij zijn volksverte genwoordigers, wij denken dat de meerderheid van de Bredanaars hiervan geen rijksmonument wil maken. Ik denk dat u dat probeert te vergeten. Wij zijn hier aangekomen met een heel duidelijk verzoek van zoveel mensen. Op een zaterdagmiddag zijn in een paar uur tijd bij elkaar 250 verzoeken getekend. Mensen tekenen niet zomaar een verzoek, het is geen handtekeningenlijst, het is een verzoek, zij krijgen ook allemaal thuis een antwoord want hun adres staat erbij. Dan denk ik: hoe kun je daar aan voorbijgaan, aan de gevoelens van zoveel bewoners? Ik dacht dat juist uw partij zo graag referenda zag en zo graag naar bewoners luisterde en dergelijke meer, dus ik vraag: wat gebeurt er als de Monumentendienst zegt: het wordt een monument. Gaat u dan bezwaar aantekenen en durft u dan de straat op te gaan? Dat wil ik wel eens weten van u.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 355