3 MEI 1995 358 gewekt dat vorig jaar een brief gestuurd zou zijn aan de wethouder, echter er staat bij dat die verstuurd zou moeten worden, ik kan dus ook aannemen dat die nooit is aangekomen. Dit naar aanleiding van het punt dat de MAR ook nooit positief geadviseerd zou hebben en hierin wordt gesuggereerd dat ze dat wel gedaan hebben, alleen denk ik dat die niet is aangekomen, dit terzijde, maar het ging over die instanties die dus haaks op elkaar antwoorden, maar wij vinden toch dat het eigenlijk in dit voorstel er niet toe doet. Wij zijn ook hier van mening net als bij de Heilig Hartkerk dat er een heel stadium wordt doorlopen. U heeft daarover wat coulant gedaan in de commissie: het mag altijd. Ik denk: iets wat burgers mogen, dat moeten ze ook gewoon doen, ik bestrijd dat ook helemaal niet, maar wijzelf vinden dus hier ook gelden datje bestuurlijk niet moet grijpen naar het middel om iets op een Rijksmonumentenlijst te plaatsen wanneer daar sloop voor dreigt aan te komen omdat er vervangende nieuwbouw is. Wij zijn wel van mening dat nieuwbouw een historisch aanzien kan suggereren, maar het is toch iets anders dan onderhouden, vervangen, renoveren en dergelijke. Wij mogen ook aannemen, als een voorstel hier op tafel ligt, dat alles is geprobeerd door de gemeente om dat ook aan te kaarten en te kijken wat mogelijk is geweest en als het niet mogelijk is geweest dan rest ons niets anders dan dit voorstel te accepteren, met nog een keer de nadruk hierop dat je zegt: we moeten ons bestuurlijk ook niet laten leiden tot, wanneer er geen andere mogelijkheden zijn, het dan maar op de Rijksmonumentenlijst te plaatsen. Wij delen dus de opvatting van het college. De heer SCHELTENS Dit punt is te vergelijken met agendapunt 93We hebben toen iets geprobeerd met een motie, we zullen in dit geval slechts een amendement indienen met maar één woord verschil, namelijk in plaats van: een negatief advies, een positief advies. Dit is mede gebaseerd op de brief die mevrouw Van Beusekom aanhaalt, waarin duidelijk staat dat er wordt aangedrongen op algehele restauratie van het pand. Dat is exact twee jaar geleden. Het lijkt mij niet dat een pand, dat het zolang heeft volgehouden terwijl het interieur al eruit is gesloopt en terwijl het er inderdaad vrij vervallen uitziet, in die twee jaar tijd veel verder achteruit is gegaan en opeens niet meer de moeite waard is van slopen. Wij hebben het al eerder in de commissie gehad over het karakter van historiserend bouwen, zeker als je het nog mooier maakt dan het bestaande pand. Wij vinden dat, in een geval waarin het bestaande pand nog steeds overeind staat, er sprake is van geschiedvervalsing en wij vinden dat niet nodig. Historiserend bouwen is alleen acceptabel als het bestaande pand door wat voor een oorzaak dan ook is verdwenen. Zolang er sprake is van een te renoveren pand is historiserend bouwen altijd een zeer slechte tweede optie. Ik wil dus hierbij een amendement aankondigen namens mijn fractie, mede-ondertekend door mevrouw Croft van de PvhZ. AMENDEMENT Met betrekking tot het voorstel van burgemeester en wethouders aangaande de aanwijzing van het pand Ginnekenweg 236/236A tot beschermd monument, zoals vermeld onder punt 94 op de agenda van 3 mei 1995. Ondergetekenden, de heer C. Crul, mevrouw G. NicoliC, de heer P.H. Scheltens en mevrouw B.P. Croft-Mittelmeijer leden van de raad der gemeente Breda, gelet op het bepaalde in artikel 30 van het Reglement van Orde; stellen de raad voor om te besluiten als volgt: De raad van de gemeente Breda, in vergadering bijeen op 3 mei 1995;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 358