1 JUNI 1995 433 De heer PEETERS Ik heb in de commissie aanleiding gevonden om het voorstel mee terug te nemen naar de fractie, simpelweg omdat ik bepaald niet tevreden was met de beantwoording van mijn kritische vragen met betrekking tot de inhoud van die samenwerkingovereenkomst. Het antwoord kwam in feite neer op, de heer Schroder heeft dat al aangehaald, de verwijzing naar het raadsbesluit van 29 maart 1994. Dat heb ik er uiteraard ook bijgenomen en daarin vind ik niets, maar dan ook letterlijk niets terug van juist de toezeggingen waar ik zoveel kritiek op had. Die vergaande toezeggingen vind ik wel terug in een brief van het college van 24 april 1994 waarin ik alle toezeggingen, zoals ik ze nu in de samenwerkingsovereenkomst kan lezen, terugvind. Mijn voorlopige conclusie is dat wehier nu een samenwerkingsovereenkomst krijgen voorgelegd ter besluitvorming, terwijl in feite met de brief van het college aan Slokker de zaak al is beklonken. En ik wil mijn eerste termijn hiermee afsluiten: ik zou graag toelichting willen hebben c.q. de volgende vraag beantwoord hebben: op welke wijze is die brief ter besluitvorming aan de raad voorgelegd, c. q. op welke wijze is die brief door de raad geaccordeerd? Mevrouw CROFT-MITTELMEUER 29 maart 1994 is toch wel een dag geweest onder een zeer slecht gesternte. We hebben het een keer eerder gezegd, een raad die bijna versuft hier in de stoelen lag na de verkiezingsnederlaag, sommigen hun neus nog snuitende, anderen wisten al dat ze niet meer terug hoefden te komen, dus die hebben helemaal geen stukken meer gelezen en gedacht: laat maar hangen, ik ben toch weg. Maar deze raad is toch akkoord gegaan met weer zo'n voorstel waarvan een dik jaar later wij weer de gezellige consequenties hebben. Dit komt eigenlijk weer neer op de motie Van de Steenoven, deze beruchte motie gaat nog jaren mee in de geschiedenis zolang de heer Van de Steenoven in de raad zit en misschien nog wel langer. Dus met de rug tegen de muur, ook hier weer. Ik vind het alleraardigst dat juist de heer Peeters gaat praten over die brief van 24 april 1994. Daar staat namelijk ook een wethouder van de PvdA in en daar zat ook een wethouder van Groen Links bij, en zij hebben toch nog een beetje versuft in de stoelen gelegen, want zij hebben niet zo goed in de gaten gehad dat er toen dingen zijn gebeurd waarover de raad nog niks had gezegd. Maar dat geeft niets, want het is gewoon gebruikelijk met de raad zoals het tot nu toe loopt. Die ligt er gewoon een beetje als een appendix bij, zo noemt de heer Boer dat, die kun je eigenlijk al bijna wegdoen. Toen zei de heer Schroder: is dat een ordevoorstel? Neen, maar zo is het bijna wel natuurlijk. We hangen er een beetje aan, er komen allerlei voorstellen en we staan weer, zoals de heer Van de Steenoven het noemt, met de rug tegen de muur. Het voorstel zelf is op zich natuurlijk volslagen krankzinnig, ikheb er geen ander woord voor. Hier is een persoon die gronden wil kopen, die onderhandelt met scholen. Die scholen zeggen: wij moeten er zoveel mogelijk geld zien uit te trekken, want anders kunnen we geen nieuwbouw plegen. Dus daar wordt veel geld uitgetrokken. En dan gaat de man die de gronden heeft gekocht bij de gemeente aankloppen en zegt: als ik daar niet op kan bouwen dan wil ik van u compensatie krijgen, en dan moet u die grond terugkopen tegen taxatiewaarde enzovoort. Dan denk ik: wat is het nut van een samenwerkingsover eenkomst als er maar één persoon is die baat heeft, namelijk de heer Slokker. Dat is natuurlijk een beetje vreemd, een samenwerkingsovereenkomst moet aan twee kanten baten hebben en ook aan twee kanten lasten en ik zie alleen maar lasten voor de gemeente. Niet alleen worden er dure woningen op weggezet, dat is niet het ergste, maar wij moeten straks gronden gaan reserveren waarop ook die woningbouw zou kunnen worden gepleegd mocht het mislopen in de stad. Dat zijn natuurlijk zaken waarbij je denkt: dit kan natuurlijk niet. Iemand koopt die grond op eigen risico en als hij zelf zo veel wil betalen voor die gronden dan is dat zijn probleem, wij hebben hem niet gedwongen, dat heeft hij zelf gedaan. En dan moet hij niet gaan lopen zeuren achteraf dat hij allerlei compensaties her en der in de stad wil hebben, waarvoor wij dan garant moeten staan. Dat lijkt mij een beetje vreemd. Eén ding is duidelijk, op 29 maart is ook het Chassé-terrein er doorheen gesukkeld. Toen lagen ze ook allemaal verslagen in de stoel. Deheer Van de Steenoven

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 433