29 JUNI 1995 523 wij de brieven interpreteren en wat betekent dat in relatie tot de uitspraken die de raad heeft gedaan? De conclusie die daarop volgde, na een uitgebreide discussie overigens, is niet anders dan de conclusie die in de brief van 21 juni, waarbij de brieven van de ontwikkelteams waren gevoegd, is weergegeven. Dat betekent dat het college niets anders te doen stond dan u opnieuw hetzelfde voorstel voorleggen. Dat betekent niet dat wij op voorhand al de mening van Proper/Stok hebben omhelsd. Uiteraard niet. Wij hebben getracht uitvoering te geven aan uw amendement. Alleen moeten we constateren dat daar geen uitvoering aan te geven was en ik hoop nog steeds dat niemand tot het onmogelijke gehouden is. Dan moet ik me bij de heer Van de Steenoven aansluiten, die zegt dat je derde partijen ook niet kunt dwingen. Op het moment dat je een derde partij vraagt om uitvoering te geven, zal die derde eerst ja moeten zeggen. We kunnen elkaar aan bepaalde uitspraken binden als wij daar zelf voor verantwoordelijk zijn en er invloed op hebben. Maar als die invloed ook van buiten komt dan wordt het natuurlijk een stuk ingewikkelder. De heer SCHRODER Deelt u ook de visie van de heer Van de Steenoven, dat Proper/Stok er eigenlijk ook tactisch heel verstandig aan deed om nee te blijven zeggen? Wethouder DE BRUUN U weet dat het hier natuurlijk niet om knikkers gaat, maar dat het een competitie is, waar grote belangen bij aan de orde zijn en elke partij en dan bedoel ik echt alle partijen van alle vijf de ontwikkelteams spelen daarin hun eigen rol, op basis van de belangen die voor hen meespelen. Ik denk dat we dat niet onder stoelen of banken hoeven te steken en het is volkomen logisch dat iedereen zijn kansen inschat en op een gegeven moment zijn positie inneemt. En welke motiveringen er bij Proper/Stok aan ten grondslag liggen om op een gegeven moment een bepaald besluit in te nemen, dat laat ik graag aan Proper/Stok. Wij worden als college geconfronteerd met de mededeling: wij zien niets in een verdere uitvoering van het amendement. Of zij dat doen om tactische redenen of om inhoudelijke redenen is feitelijk op dat moment bar oninteressant, want men reageert gewoon negatief op het verzoek, zoals de raad heeft neergelegd in haar amendement. Dat is de feitelijke conclusie waar wij mee te maken hebben. Ik ben het dan ook niet eens met de conclusies van diverse sprekers, dat we een raadsbesluit hebben onderschat. Ik denk dat we als college in ieder geval getracht hebben er uitvoering aan te geven en dat wij geprobeerd hebben in redelijk uitvoerige gesprekken met beide ontwikkelteams openingen te vinden in het totale proces. Openingen, om te zorgen dat er in ieder geval ruimte in zat om een bepaalde procedure-afspraak te kunnen maken. Dat is dus helaas niet gelukt. Met de conclusies die mevrouw Van Beusekom daaraan verbindt, dat zal u helder zijn, zijn wij het niet eens. De heer BOER Even een korte interruptie. U had het over procedure-afspraken met de twee naar aanleiding van het besluit over het amendement, maar in het kader van de grote procedure waarin op dit moment het gevoelen van de commissie aan de orde is. Versta ik dat zo goed? Wethouder DE BRUUN Dat klopt en daarbij constaterende, maar dat is in de raadsvergadering van 9 mei ook al uitdrukkelijk aan de orde geweest, dat de interpretatie ook voor juristen was dat de procedure niet toeliet datje met twee ontwerpteams doorging. Dat het gevoelen van de commissie nadrukkelijk bedoeld was, zoals ook in de procedure in het fraaie rode boekje was opgenomen, over de inhoudelijke keuze: kiezen we voor plan A, B, C, D, of E? De heer BOER Maar er stond niet geregeld hoe de commissie haar gevoelen zou voelen. Er stond alleen het gevoelen van de commissie. En het gevoelen van de commissie is geweest zoals het gegaan is. En dat is niet voorzien in de procedure.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 523