29 JUNI 1995 524 Wethouder DE BRUUN Als u het procedureboek goed bekijkt, dan is dat het aftasten van het gevoelen van de commissie over de voorlopige keuze van het college. Dan gaat het dus over de voorlopige keuze en dan gaat het niet over de procedure, die eraan ten grondslag ligt want die was er al in een eerder stadium en u heeft daar uw opmerkingen al over gemaakt in de vorige raadsvergadering. Het ging dus niet over de procedure die gevolgd was, maar over de voorkeur die het college had uitgesproken. Het ging over inhoudelijk snuffelen aan elkaar, hoe denken we erover... De heer BOER Of is het college van mening dat de raad iets anders doet dan zich houden aan de afgesproken procedure? Dat vind ik essentieel. Wethouder DE BRUIJN Als u vandaag een besluit neemt, dan denk ik dat we wat dat betreft op één spoor zitten, mag ik het zo even kort samenvatten. Maar als u het noodzakelijk vindt om uw gevoelen over de inhoudelijke keuze van het college nog nader te onderbouwen, past het wat ons betreft in ieder geval niet in die procedure. Vandaar dat De heer BOER Neen, even toch voor de duidelijkheid. Ik probeer dit, want het is heel essentieel. Er ligt een procedure. Wij denken nog steeds binnen die procedure te opereren. En ik begrijp nu van u dat u vindt dat wij ons buiten die procedure bevinden. Wethouder DE BRUUN Dat klopt. De heer SCHRODER Als ik ook even mag. Als ik het goed begrijp is het dus zo, dat bij een voorlopige keuze van het college, en een uitermate twijfelachtige verhouding binnen de raad, zou het voldoende recht opleveren voor één van de twee ontwikkelaarsom te zeggen: wij zijn winnaar en wij zijn de enigen die een samenwerkingsovereenkomst aangaan. Dat is de interpretatie die u geeft. Voorlopige keuze en twijfel in de raad. En daar kan iemand een nagenoeg absoluut recht aan ontlenen. Wethouder DE BRUUN Er wordt geen enkel recht aan ontleend, want als we de procedure even verder voortzetten, dan stelt het college een voorlopige keuze vast, legt die voor aan de commissie en wordt er vervolgens gewerkt naar een samenwerkingsovereenkomst en dan kan de raad in al zijn wijsheid en vertrouwen nog zeggen: we doen iets wel of we doen iets niet. De heer SCHRODER Het proces naar een samenwerkingsovereenkomst waarvan één van de twee partijen, want daar hebben we het nog steeds over, kan zeggen: ik mag dat traject alléén in op basis van een uitermate twijfelachtige raad en een voorlopige keuze van het college. Laat ik het zo vertalen. Aan twee kanten twijfel en zeer marginale verhoudingen in de raad, maar toch een uitermate vergaande consequentie in procedurele zin. De heer SINKE Een ding is heel duidelijk: tot de procedure behoort niet dat met twee ontwikkelaars wordt doorgegaan. En dat is ook de grond voor de afwijzing van datgene wat er nu gebeurt. De meerderheid van de raad kan, zoals de heer Van de Steenoven zegt, niet veranderen wat metpartijen afgesproken is, ook niet met terugwerkende kracht. Dus dat blijft gewoon recht overeind staan en wij vinden het dus ook terecht dat Proper/Stok zich daarop beroept.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 524