30 JUNI 1995 545 in andere landen veel gebruikelijker. De aankondiging van minister Dijkstal, dat alle topamb tenaren in de toekomst alleen nog maar een aanstelling krijgen voor vijfjaar, is in ieder geval een stap in de goede richting. Voor burgemeesters en Commissarissen van de Koningin is zoiets alleen maar mogelijk als het Ministerie van Binnenlandse Zaken zich daadwerkelijk zou bezighouden met de carrièreplanning van burgemeesters en Commissarissen. Ieder nieuw Kabinet voelt zich, zo leert de parlementaire geschiedenis, geroepen om wat te morrelen aan de benoemingsprocedure van burgemeesters. Terwijl allerlei belangrijke bestuurlijke vraagstukken zich van Kabinet tot Kabinet voortslepen, is de benoeming van de burgemeester kennelijk een van die luchtige onderwerpen, waar je straffeloos mee kunt experimenteren. De vraag laat zich allereerst stellen of het functioneren van de Nederlandse burgemeester reden geeft om ons iedere keer zo gretig op zijn benoemingsprocedure te storten. Het antwoord luidt kort gezegd: neen. Niet, omdat ik dat vind, maar omdat allerlei onderzoek, onder andere dat van de Tilburgse hoogleraar Tops, aangeeft dat de Nederlandse burger de burgemeester nog steeds de meest herkenbare en benaderbare figuur vindt binnen de gemeentelijke democratie en dat voorts diezelfde burger grosso modo tevreden is over het functioneren van zijn of haar burgemeester. Dat burgemeesters ontevreden zijn over het lokale bestuur en klagen over de afstand tussen bestuur en politiek, ligt dus niet in de eerste plaats, zo stelt Tops met zijn collega's, aan de positie van de burgemeester. Met andere woorden er ligt werk voor de lokale politici. Het is mijns inziens de primaire taak van de plaatselijke politiek om het lokale bestuur weer voldoende herkenbaar te maken voor de burgers en om de zo ontstane kloof tussen burgers en politiek te dichten. Het recente voorstel van het Kabinet rond de benoemingsprocedures van burgemeesters en Commissarissen van de Koningin vind ik uitgesproken slecht. Het plan van het huidige Kabinet betekent in feite dat de gemeenteraad de burgemeester vrijwel kiest. Een openbare aanbeveling waar het Kabinet niet vanaf mag wijken, betekent de facto de introductie van de Belgische burgemeester. De burgemeester verliest op deze manier zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de plaatselijke politiek. Wat mij betreft is het kiezen uit twee. Of we laten de burgemeester rechtstreeks kiezen door de bevolking en geven hem dan ook extra bevoegdheden in de richting van raad en college. Of de burgemeester wordt benoemd door de Kroon met een zekere vorm van inspraak van de raad en met een landelijke spreiding over de politieke partijen. Het halfbakken Kabinetscompromis wat nu op tafel ligt, geeft geen enkele impuls aan de lokale democratie en brengt alleen maar nadelen met zich mee. Er zijn warempel wel belangrijkere dingen waar men zich in Den Haag druk over zou kunnen maken. En een van die belangrijke dingen betreft de bestuurlijke organisatie van ons land. Zo'n dikke vijfjaar geleden gaf ik in mijn installatierede als mijn mening dat Breda als centrumstad en stedelijk knooppunt leiding zou dienen te geven aan de bestuurlijke ontwikkelingen in de regio. Zonder overdrijving kunnen we stellen dat het college van B&W die taak de afgelopen jaren met brede instemming van de raad voortvarend heeft aangepakt. Dat leidde niet altijd tot gejuich bij de omstanders in de regio en voor een deel is dat begrijpelijk. Alom wordt erkend dat de grote steden de trekker zijn van de nationale en de regionale economie. Als die trekkers hun functie ten behoeve van huisvesting, bedrijfsvestiging, sociaal-culturele activiteiten, grote sportaccommodaties et cetera, niet kunnen vervullen, dan leidt dat uiteindelijk ook per saldo tot een negatief resultaat voor de regio. Breda kon en kan niet anders opereren dan wij hebben gedaan. Wij hebben overigens de afgelopen jaren ook laten zien dat het ons niet alleen maar gaat om die gemeentelijke herinde ling, maar dat we ook bereid waren te investeren in regionale samenwerking. De commissie Konijnenbelt, het regionaal ontwikkelingsperspectief voor West-Brabant, de voorgenomen fusie tussen stads- en streekgewest, de nadere uitwerking van de Rijn-Schelde Delta, de nieuwe regionale alarmcentrale voor brandweer en GGD, de bereidheid om de Milieudienst op te laten gaan in de regio. Op al die punten heeft Breda er geen misverstand over laten bestaan dat wij geloven in vergaande bestuurlijke samenwerking in West-Brabant. Het is buitengewoon teleurstellend dat Den Haag die regionale samenwerking in belangrijke mate blokkeert, zonder

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 545