26 JANUARI 1995
58
aan te doen viel, maar wellicht ter compensatie bij andere projecten wel. Wij hebben zojuist voor
behandeling in de commissie van volgende week het Woningbouwprogramma 1995 ontvangen.
Als we daarin kijken moeten we helaas constateren dat van de geplande 1.500 woningen er ruwweg
1/3 deel boven de 300.000,— zal zijn en slechts een kleine 22% in de categorie sociale
bouwsector. Dat vinden wij uitermate zorgwekkend. Dat brengt ons tot de volgende vraag. Bent
u met ons van mening dat er onder groepen woningzoekenden in Breda, met name in de sociale
sector, zo langzamerhand de indruk ontstaat dat er sprake is van asociale woningbouw in Breda,
meer dan van sociale woningbouw? En zo ja, wat denkt u daar aan te kunnen doen?
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Ik wil graag van de wethouder horen wat hij heeft gedaan met datgene wat ik in de commissie
heb gevraagd over het muurtje dat een probleem zou opleveren bij de bezwaarmaker. Heeft er
nog een gesprek plaatsgevonden met de bezwaarmaker en is dat tot een goede afronding gekomen?
Daartoe zou nog eventueel een mogelijkheid zijn ontstaan en misschien dat we daarover dan zijn
uitgepraat.
Wethouder DE BRUIJN
Ik ben het niet met de heer Scheltens eens waar hij praat over asociale woningbouw, want dat zou
dan betekenen dat wij iedereen die een woning zoekt, ook een duurdere woning, asociaal zouden
noemen. Dat lijkt mij volstrekt onjuist. Daarnaast moeten wij ook constateren, iets wat we in de
commissie Volkshuisvesting al vaker hebben gedaan, dat datgene wat onder sociale woningbouw
wordt verstaan ook niet meer bereikbaar is voor de doelgroep waarover we het hebben. Dus ik
denk dat we en daarover hebben we het in de commissie al vaker gehad, moeten nadenken over
de vraag: waar hebben we het over bij de totale woningvoorraad en wat kunnen we nog doen in
Nederland in relatie tot woningbouw voor de mensen met een smalle beurs? Want dan praten we
echt over sociale woningbouw en niet meer over de sociale woningbouw in de prijsklasse die
volgens het besluit woninggebonden subsidies aan de orde is. Ik denk dat het wat dat betreft een
heel andere zaak wordt en dat we er op een heel andere wijze mee om moeten gaan om op een
gegeven moment woningen beschikbaar te krijgen voor de mensen met de smalle beurs. In het
Woningbouwprogramma 1995 zitten juist mogelijkheden om in ieder geval die hele goedkope
voorraad eventueel vrij te krijgen, maar nieuwbouw in de sociale sector is niet een oplossing voor
de problemen die de heer Scheltens aangeeft. Over de opmerkingen van mevrouw Croft hebben
we ook in de commissie uitgebreid gepraat. We hebben ook geconstateerd dat we de vergunningen,
zoals ze zijn afgegeven door de gemeente, garanderen. En uiteraard is daarbij een handhavingsaspect
nadrukkelijk aan de orde en dat heb ik de commissie ook gezegd. Nadrukkelijk zal ook met de
Milieudienst in de gaten worden gehouden dat dat geen overlast betekent voor de woningen die
erachter komen te liggen. Dat betekent dus ook dat verdere extra voorzieningen niet noodzakelijk
zijn.
TWEEDE TERMIJN
De heer SCHELTENS
We kunnen alleen maar constateren dat er, ondanks het feit dat er nog geen woningmarktonderzoek
ligt maar dat gaat wel komen, duidelijk sprake is van een verschuiving naar het bouwen van
woningen in de duurdere sector en daar staat alleen maar een bodemprijs bij van 300.000,-- en
nog niet eens een plafond. Dan kun je wel nagaan. Wij wachten met spanning de uitkomsten af
van uw woningmarktonderzoek en we zijn dan ook heel benieuwd, als er uitkomsten zijn die wijzen
in een andere richting of er dan vanuit de gemeente wellicht een andere houding is.