21 SEPTEMBER 1995
589
Wethouder DE BRUIJN
Ik moet zeggen: ik weet zeker dat de ontwikkelaars, en niet alleen deze ontwikkelaars in Breda,
veel bouwen, maar dat er geen directe relatie ligt tussen deze competitie en de woningen die elders
worden gebouwd, want dan zou u moeten gaan kijken waar welke ontwikkelaars overal bouwen
en dan bouwen ze heel veel in Breda, misschien nog te weinig.
De heer BOER
U heeft dus geen zicht op de situatie in Breda, zegt u nu.
Wethouder DE BRUIJN
Jawel, ik kan u de aantallen niet uit mijn hoofd voortoveren maar ik weet zeker dat in het
Laurenspark 131 woningen door de firma Hopman worden gebouwd, maar dat heeft niets te maken
met dat in Westerpark een stuk of 20 ontwikkelaars zitten. Ik kan me in het aantal vergissen, die
ontwikkelaars komen we overal tegen. De enige compensatie die is gekoppeld aan deze competitie
is 75.000,— voor elke deelnemer.
De heer BOER
U zegt dus dat daar geen relatie tussen ligt?
Wethouder De BRUIJN
Geen directe relatie tussen deze competitie en de bouwactiviteiten van welke ontwikkelaar dan
ook.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Maar wel indirecte relaties dan? Want u zegt: geen directe, maar we hebben ook de indirecte nog.
Wethouder DE BRUIJN
De indirecte relatie die er is, om dat gelijk maar even af te handelen, is dat dezelfde ontwikkelaars
die in deze competitie hebben meegedaan toevallig ook ergens in Breda aan het bouwen zijn. Dat
is de indirecte relatie, er zitten dezelfde mannetjes achter.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Ter interruptie, maar dan net zo toevallig als de gelijkenis van het voorstel van het college op ons
amendement.
Wethouder DE BRUIJN
Ik ga even door met het beantwoorden van de vragen. Nu moet ik constateren dat de meeste vragen
terecht zijn gesteld over PARA. Ik heb getracht in eerste instantie aan te geven dat, op het moment
dat we een locatie nü kiezen voor PARA op het Chasséterrein, expliciet aanwijzen, want de keuze
ligt er al, u weet ongetwijfeld dat het locatie-onderzoek dat in het verleden is gehouden in overleg
met PARA, PARA was nadrukkelijkbij dit locatie-onderzoek betrokken, heeft geleid tot een drietal
mogelijke opties: de Weerden Poelmankazerne, de officiersmess en gebouw F waarbij gebouw
F ondertussen was afgevallen met instemming van PARA, kortom dit zijn de twee locaties die
op dit moment nog in beeld zijn gegeven de situatie die er is, we niet weten wat de gevolgen
daarvan voor de rest van de invulling van het terrein zijn. Ik denk dat we geen pragmatische
planologie moeten bedrijven en dat we de verschillende activiteiten, waarover we ook met z'n
allen een duidelijke toezegging hebben gedaan, die we daar willen realiseren ook goed tegen elkaar
afwegen en zorgen dat de verschillende functies geen overlast aan elkaar bezorgen, want dan zijn
we nog verder van huis. Het nu aanwijzen van een van de twee locaties, mag ik het even zwart-wit
zeggen, dat is geen planologische term maar wel de meest veilige locatie, betekent niet dat we