26 OKTOBER 1995 696 is, en als je dan pleit voor aanpassing, ook in het kader van het minimabeleid, dan vind ik dat op zich een gezonde zaak. Daar moet je voor open kunnen staan. Het volgende aspect betreft de volkshuisvesting. We hebben gezegd dat die eenmalige injectie met betrekking tot het Volkshuisvestingsfonds een aanzet is. We hebben zelf gepleit voor die structurele oplossing. Ik wil daarover toch ook graag de mening van het college horen. Ik denk dat er ook nog een misverstand was waar de wethouder dacht dat ons voorstel zou inhouden dat dat ook nog een aanslag zou betekenen op de gelden van het Grondbedrijf. Neen, wij pleiten ervoor om die opslag voor de vrije sector door te berekenen aan de eigenaar. In feite kom je dus tot een soort solidariteitsheffing. Het belang van dit onderwerp, ik zeg dit ook in de richting van GroenLinks, wordt door ons absoluut onderstreept. De heer Van de Steenoven heeft daar ook op gewezen. Je kunt natuurlijk wel wat roepen, maar dat vind ik dan toch wat goedkoop. In plaats van ineens 30 miljoen ergens uit de hoed te toveren, proberen we toch graag mee te denken over een echte financiële oplossing. Ik heb ook gewezen op de regiefunctie, waarvan ik vind dat de gemeente die moet hebben. Ik denk daarbij aan Westeinde, waarvoor een integrale aanpak absoluut noodzakelijk is. Nu wordt de zaak toch wat pregnanter, ik kan daar echt niet omheen, omdat ik nogal wat opmerkingen over dit terrein heb gemaakt. Tussen de reguliere stukken hebben we een schrijven ontvangen van de medewerkers en oud-medewer kers van de afdeling Volkshuisvesting. In feite heeft de wethouder altijd gezegd dat de gewij zigde verhoudingen in de volkshuisvesting problemen met zich meebrengen en aanpassingen vergen van zo'n afdeling en dat het daarom allemaal niet zo soepel verloopt. Vervolgens zeggen nu diezelfde medewerkers: maar daar ligt het niet aan, er is een hele andere problema tiek aan de orde. We hoeven hierover nu misschien niet uitgebreid te spreken, maar het is wel zo dat het een weerslag heeft op het beleid. In de brief lees ik: "Deze ontwikkelingen komen de produktie waar het om gaat voor wat betreft het volkshuisvestingsbeleid en de uitvoering daarvan niet ten goede". Ik moet zeggen dat ik daarmee toch behoorlijk problemen krijg. Daarom vraag ik uw aandacht daarvoor, want als dat zo'n weerslag heeft, dan heeft de raad daar natuurlijk wel mee te maken. Mijn laatste opmerking betreft de lastenverlichting. De PvdA heeft ten opzichte hiervan altijd gepraat over de groepen die het meest kwetsbaar zijn, de lagere inkomensgroepen. We hebben net op het volkshuisvestingsaspect gewezen, we hebben het steeds gehad over het oprekken van de kwijtscheldingsmogelijkheden, en dat gebeurt, en we kijken nu weer naar de armoedebestrijding. Daar waar het financieel verantwoord kan, en we kijken dan ook naar de zinsnede in het programakkoord, zijn wij natuurlijk ook bereid te kijken naar die algemene lastenverlichting, maar dat moet dan wel op een zorgvuldige manier en we moeten dan ook kijken naar een structurele vertaling voor de toekomst. Wellicht dat de Kadernota 1997 daarvoor een aanknopingspunt biedt. De heer VERPAALEN Ik zal kort zijn, want de heer Boer wil nog een motie indienen. In eerste instantie hebben wij geen vragen gesteld, we hebben alleen maar opmerkingen geplaatst. Een van die opmerkingen betrof de inflatiecorrectie en de wethouder heeft toegegeven dat de inflatiecorrectie, die in deze begroting werd gehanteerd, te groot was. Wethouder VAN OS Neen, dat heeft u verkeerd begrepen. Ik heb gezegd dat het heel makkelijk is om in oktober 1995 iets te zeggen over de werkelijke inflatiepercentages van dit jaar, en dat wij die, zoals wij dat altijd doen bij de begroting, corrigeren op het moment dat we dat weten. De heer VERPAALEN U geeft op dit moment toe dat de inflatiecorrectie, zoals die wordt gehanteerd, te hoog is, gezien de wetenschap die we in juli/augustus hadden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 696