26 OKTOBER 1995
701
ven. Het minimabeleid en het achterstandsbeleid in de breedst mogelijke zin dienen dan ook
weer bovenaan op de politieke agenda te worden geplaatst. De onderbesteding in de bijzonde
re bijstand is verontrustend. Het betekent toch dat de doelgroep niet in voldoende mate wordt
bereikt. Ik wacht met belangstelling de toegezegde notitie af, waarvan ik hoop dat naar maxi
male ruimte wordt gezocht. Mijn laatste vraag aan het college luidt: ik ben van mening dat
een specifiek beleid voor minderheden en vrouwen in achterstandssituaties noodzakelijk blijft.
Deelt het college deze mening?
De VOORZITTER
Ik stel een kleine schorsing voor, teneinde het college in de gelegenheid te stellen overleg te
hebben over de antwoorden en over de nieuw ingediende moties.
SCHORSING.
De VOORZITTER heropent de vergadering.
De VOORZITTER
Over de door mij te behandelen onderwerpen is nog een aantal vragen gesteld. De heer Taks
vraagt of het parkeerbeleid met betrekking tot Nieuw-Ginneken ook aan de orde komt in de
toegezegde notitie. Ik kan die vraag bevestigend beantwoorden. Daarnaast spreekt hij over het
consequent toepassen van het drank- en horecabeleid. Wij werken op dit moment met grote
inspanning aan het produceren van een nota Handhaving. Die zal rond de jaarwisseling op de
collegetafel komen en ik veronderstel dat die nota, met zijn financiële consequenties, in
januari of februari inzichtelijk zal worden gemaakt.
De heer TAKS
Dat is dan nog vóór de kadernota.
De VOORZITTER
Ja. De heer Schroder spreekt over terughoudendheid bij de beantwoording over zaken als
geheimhouding en vragenuurtje. Ik dacht dat mijn antwoord duidelijk was. Een vragenuurtje,
of een spreekuurtje, zoals de PvhZ dat noemt, hebben wij reeds eerder afgewezen bij
daarover gestelde vragen. Wij achten dat een onmogelijke zaak en niet hanteerbaar.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Voorzitter, dit college acht het een onmogelijke zaak. Het volgende college kan daarover
natuurlijk heel anders denken.
De VOORZITTER
Dat kan, maar ik sprak over "wij" en wij zijn nog niet het volgende college. Uw opmerking,
mijnheer Schroder, over het nog niet bekend zijn van de notitie Drugsbeleid, die op dit
moment wordt geschreven, verbaast mij enigszins, omdat de mensen die ik daarover heb
gesproken reeds bezig zijn met de voorbereidingen. Ik heb vanmiddag nog met het bestuur
van het CAD daarover gesproken en vanochtend nog met de districtschef en anderen. En
iedereen is druk bezig. Misschien heeft u met de verkeerde mensen gesproken. Mevrouw
Heerkens plaatste nog opmerkingen inzake de notitie Bijzondere Bijstand. Ofschoon het een
bevoegdheid van het college betreft, heb ik gezegd dat wij bereid zijn die notitie met de
commissie te bespreken. Ik denk dat we dan ook speciaal aandacht zullen besteden aan de
Stadspas. Dat is een zaak die de raad wel aangaat. Wij hebben op dit moment een evaluatie
lopen. De aanbieders, dus de middenstand en de culturele instellingen, zijn reeds geïnter-