26 OKTOBER 1995 703 van de inzet die vooralsnog door het college is gegeven. Of daarvan een structurele invulling is te geven, dat zal de begroting moeten aangeven, anders zullen we het op een andere wijze moeten doen. Maar het belangrijkste is dat we in ieder geval gelden daarvoor beschikbaar hebben. De problematiek is ernstig. Je constateert ook dat daarover verschillend wordt gedacht. "Marge in Beeld" ziet de problemen ook. Wij hebben uitgebreid gepraat met "Marge in Beeld". Zij zien met name, juist in tegenstelling tot huurwoningen, andere mogelijkheden voor de mensen met de laagste inkomens. Zij zijn bezig om dit verder uit te werken. De heer SCHRODER Ook die kosten geld. Wethouder DE BRUIJN Die kosten ook geld, maar dan moeten we kijken hoe we dat kunnen oplossen, want er zitten ook nog andere financieringsproblemen vast aan de koop van dat soort woningen door de mensen met de laagste inkomens. Dat is een heel financieel regime. We zullen dat nadrukke lijk bekijken en hoe we dat zullen oplossen, daarover zullen we met de commissie verder praten. Ten aanzien van de motie die u daarover hebt ingediend het volgende. Over de dekking binnen de reserves is in een interruptiedebatje in de tweede termijn al het een en ander aangegeven. Hoe dek je dat dan? We zien dan wel uit welke reserves dat moet komen. Naar aanleiding van een van uw overwegingen, het betreft dan met name overweging e., ben ik blij dat u dat constateert en ik hoop dat binnenkort ook te kunnen constateren. Ik hoop dat we zover kunnen komen dat dat gebeurt. Het college ontraadt deze motie, omdat wij zeggen: laten we eerst deze kant opgaan, kijken wie welke inspanning wil plegen, wat het betekent voor het totale woningbouwprogramma, want als gemeente staan we voor de totale woning- bouwprogrammering en dat betekent zowel de goedkope sector, als de middeldure, als de dure sector, want ook daarnaar is de vraag gigantisch, hoewel die vraag moeilijker te kwantificeren is. Met betrekking tot uw opmerkingen over de H.S.L. het volgende. Ik denk, dat Breda in dezen een helder standpunt heeft. Breda is tegen de komst van de H.S.L.maar we constateren ook dat de besluitvorming niet in Breda zal plaatsvinden. Maar het betekent in ieder geval wel, gegeven het feit dat we tegen de H.S.L. zijn en het feit dat we constateren dat de besluitvorming niet op plaatselijk niveau plaatsvindt, dat we een aantal inspanningen hebben gepleegd. Dus als op landelijk niveau, en gegeven het regeerakkoord zou dat niet geheel ondenkbeeldig zijn, het besluit valt om die H.S.L. langs Breda te laten gaan, dan hebben we in ieder geval al het mogelijke voor onze burgers geprobeerd, om de schade zo gering mogelijk te laten zijn. De heer SCHRODER Dat laatste begrijp ik wel. Maar de vraag is inderdaad of we niet met het eerste zouden moeten beginnen, namelijk je verzet proberen te bundelen en je zo sterk mogelijk proberen te maken om die H.S.L. niet langs Breda en wellicht niet door Nederland te laten lopen? Ik denk, dat daar de prioriteiten moeten liggen. Daar vraagt de motie om. Wij realiseren ons erg goed dat het besluit uiteraard niet in Breda wordt genomen. Wethouder DE BRUIJN In de commissie Stedelijke Ontwikkeling is de tijdstermijn van de besluitvorming aangegeven die de Nederlandse overheid zich heeft gegeven over wanneer het een en ander helder moet zijn. Dat is een vreselijk korte termijn en als je daarna pas gaat discussiëren over het hoe en wat, dan zijn we in feite te laat. Het college voelt er niets voor om absolute prioriteit te geven aan activiteiten, waarmee we de mogelijke effecten van de voorlopige werkzaamheden en het minimaliseren van de mogelijke effecten zouden moeten stopzetten. Een ander aspect dat in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 703