26 OKTOBER 1995 718 met dat Meerjareninvesteringsplan een duidelijk volume voor dat soort activiteiten heeft vastgelegd. En dat is wat ons betreft de winst. De heer SCHRODER Er is helemaal geen winst. Zolang daar niet wordt gerenoveerd in 1996, want dat is de bedoeling van de motie, is er volstrekt geen winst te boeken. Ik hoor technische verhalen over waar de centen vandaan moeten komen, dan zitten ze in het volume, dan in het onder houdsbudget. Ik heb de motie in die zin aangepast, en nu wordt er weer geantwoord dat dat technisch erg moeilijk is, omdat dan het onderhoud op andere locaties in gevaar komt. Met dit soort antwoorden neemt mijn fractie in ieder geval geen genoegen. In 1996 zal de renovatie moeten worden uitgevoerd en het laat me volstrekt onverschillig ten laste van welk budget die komt. Wanneer het college zegt: die motie is over te nemen als het onderdeel van het besluit nummer 2 komt te vervallen, dan staat in de motie uitsluitend nog dat de renovatie in 1996 wordt uitgevoerd, en dan zou de motie kunnen worden ingetrokken. Maar in dat geval wens ik dienaangaande een toezegging van het college. Mevrouw HEERKENS Ten aanzien van de lastenverlichting het volgende. Het is zo, en dat zeg ik heel nadrukkelijk, dat wij niet tegen die algemene lastenverlichting zijn, maar wel hebben wij steeds, en dat zullen we ook blijven doen, de prioriteit gelegd bij een lastenverlichting voor die specifieke groepen. Ik kijk dan naar het bijstandsbeleid, het armoedebeleid, de woonlasten voor bepaalde groepen in het volkshuisvestingsbeleid. We hebben ook gezegd: daar waar het financieel verantwoord is, en dan echt met een zorgvuldig financieel beleid, zullen we ook moeten kijken naar die algemene lastenverlichting. En als we kijken naar de herindeling en naar de randgemeentes, dan zullen we ook met elkaar een debat moeten voeren, maar wel met die financiële vertaling daarbij. Zo hebben wij hier steeds gewerkt en voor ons is het zo dat het uitgangspunt van een sluitende begroting niet alleen maar een papieren uitgangspunt is. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Voorzitter, ik wil graag het volgende aan de orde stellen. Ik heb nergens vanavond vernomen dat er een derde spreektermijn zou zijn. Natuurlijk, mijnheer Adank heeft daarom gevraagd, maar toen is hij, terecht, gecorrigeerd door de heer Taks waar hij zei: dat doe je pas na de tweede termijn, als daar nog behoefte aan is. Dat is niet aan de orde geweest, er is ook niet gevraagd in deze raad of er in het algemeen behoefte was aan een derde termijn. In het Reglement van Orde staat onder artikel 22 dat dat wel door de raad moet worden beslist en niet door de heer Adank, wanneer hij daaraan behoefte heeft. Voorzitter, u heeft dus niet het Reglement van Orde gehandhaafd. Daarop wil ik nu eerst een antwoord van u hebben, voordat we verder gaan met deze vergadering. De VOORZITTER Ik heb in de tweede termijn, toen de heer Adank vroeg om een derde en eventueel een vierde termijn, gezegd dat ik het logisch vond dat dat aan het eind van de beraadslagingen in tweede termijn aan de orde kwam. Ik heb gezegd dat, wanneer de heer Adank daartoe behoefte had, ik daarin wilde bewilligen. Ik heb de heer Adank aan het eind van de tweede termijn gevraagd of hij daaraan behoefte had en de heer Adank knikte. En ik heb op dat moment vanuit de raad geen tegenwerpingen gehoord, die het onmogelijk zouden maken om aan de derde termijn te beginnen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 718