23 NOVEMBER 1995 786 van de verschillende interpretatiemogelijken afzijn, die er in de vorige bestemmingsplannen zaten. We hebben gewoon geprobeerd de zaak goed te regelen. In de richting van anderen die ook vragen naar de ruimtewens: wij praten nu over bestaande locaties, het uitbreiden van de ruimtewens op de bestaande locaties leidt tot wat moeilijke verhoudingen ddar waar je dan vervolgens halverwege de standplaats van een ander terecht komt. De heer SCHELTENS Ter interruptie. Wethouder DE BRUIJN Ik kom dadelijk op de nieuwe locaties. De heer SCHELTENS Ik wilde even duidelijk praten over de nieuwe locaties, want dat was de bedoeling. Ik heb heel duidelijk over de toekomst gesproken. Wethouder DE BRUIJN Maar mevrouw Croft heeft gesproken over de verschillende wensen die er liggen, die gerechtvaar digd zijn. Maar ze moeten natuurlijk ook wel uitvoerbaar zijn. Wat betreft die ruimtewens was dat in ieder geval, voor de bestaande locaties, gelet op de feitelijke situatie daar, onmogelijk. We moeten kijken in de toekomstbij de nieuwbouwgebieden of en zo j a, hoeveel nieuwe woonwagenlo caties we daar willen plannen. Wij zullen dat in ieder geval integraal meenemen in de toekomst in de plannen voor de verschillende wijken. Ik denk dat dat ook recht doet aan het gegeven dat niet meer op 1 januari 1996, zoals tot voor kort de bedoeling was, maar op 1 januari 1997 de Woonwagenwet zal komen te vervallen, en dan geheel zal worden opgenomen in de Woningwet. Maar goed integraal plannen, daarover ben ik het met eenieder eens, is dan noodzakelijk en dan moeten we kijken: welke behoefte is daaraan en hoe kunnen we daaraan tegemoetkomen? Daarbij wil ik opmerken, dat heb ik in de commissie ook al gedaan, dat er woonwagenlocaties zijn die nietvolledig worden benut, dus er zit natuurlijkook een probleembij van vraagafhankelijke locaties en ik denk dat we daarnaar ook goed moeten kijken, wat kun je daar wel en niet realiseren. Ook in de richting van mevrouw Croft: het is beter om de zaak in een keer in zijn totaliteit in het bestemmingsplan op te nemen. Daarover ben ik het volledig met haar eens, maar we zitten hier in een bestaande locatie en locaties waarvoor we in ieder geval wat wilden regelen. Handhaving: ik denk dat dat een terechte opmerking is. We zullen daar in ieder geval zo strak mogelijk proberen de handhaving te realiseren. Dat is ook eigenlijk de opzet van het bestemmingsplan, en om die verrassingen te voorkomen. Wat betreft de andere eisen die mevrouw Croft nog noemde: het bebouwingspercentage. Dat hebben wij geprobeerd zo veel mogelijkop te rekken met inachtneming van de veiligheidsmarges die wij, gegeven de huidige standplaats en de grootte daarvan, in ieder geval kunnen aanvaarden. Als je op een gegeven moment tot aan de perceelsgrens wilt bouwen wordt het dusdanig lastig omdat, gelet op de materiaalsoorten, het vaak zo is dat de brandveiligheid natuurlijk ook een bepaalde zekerheid vraagt. De bouwhoogte: we hebben inderdaad een bepaald maximum ingesteld. Daarover kun je gaan redetwisten maar wij stellen voor om deze bouwhoogte te nemen, die overigens voor het merendeel overeenkomt met hetgeen er staat. Is het een dictaat? Neen, daarmee ben ik het niet eens. Er zijn verschillende avonden geweest, er zijn aparte gesprekken gevoerd, kortom, ik denk dat er nadrukkelijk ook is gediscussieerd en gekeken naar: welke ruimten kunnen wij zoveel mogelijk benutten gegeven de huidige situaties. Afbouwen en verminderen is op dit moment, in de richting van de heer Heeren, voor ons niet aan de orde. Wij hebben hier woonwagenlocaties, wij hebben daarover een afspraak gemaakt eind jaren zeventig, beginjaren tachtig, dus wat ons betreft is dat niet aan de orde. Wat betreft de locatie Ruitersbos, in de richting van mevrouw Van Beusekom: daar zitje met het overgangsrecht op dit moment

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 786