23 NOVEMBER 1995
reorganisatie. Ik sluit me aan bij wat is gezegd, dat het G.M.P.-l erg veel hooi op zijn vork had,
waarbij er nogal wat hooi van de vork is afgegleden en dat het voornemen is om dat bij het
G.M.P.-2 minder te doen. Ik denk dat dat heel verstandig is; dan is dus ook geleerd wat ik in de
commissie heb gezegd, ik wil niet alles herhalen, dat datgene wat ik mis is: een wat groots
meeslepend milieubeleid, zeker naar het publiek toe. Er is een aantal zaken dat intern best wel
goed kan lopen, maar naar het publiek toe is er toch een aantal zaken op milieugebied gebeurd
in de afgelopen periode, dat het publiek absoluut niet begrijpt. Ik bedoel daarmee de 62 bomen
bij Valkrust en het plan om op een gegeven moment een natuurgebied bij Achter Emer te belasten
met een sloopbedrijf. Dat waren de twee punten waarvoor u dus ook de afkraakprijs voor milieu
heeft gekregen, niet zozeer voor al die kleine stapjes die u poogt maar voor de grote stappen die
u mis doet. In die zin was ik heel erg verrast, dat is door de heer Van Fessem gezegd, door het
meten. Er was gewoonweg weinig te meten. We hebben eigenlijk ook zo iets van een C02-
doelstelling zoals dat bij de PNEM werkt. Ik denk dat dat positief zal werken. Maar alles bij elkaar
denk ik toch dat je positief over de kleine stapjes moet zijn omdat het een totaalbeleid is, het is
veel moeilijker om iedereen één stap voorwaarts te krijgen dan een eenling tien stappen, dus in
die zin willen we dat blijven ondersteunen en positief zijn over de evaluatie. Waarover we ronduit
positief waren was de monitoring, dat zag er gewoon heel erg goed uit, het was goed leesbaar,
het was goed opgezet, het was hanteerbaar. Dat kon je ook zo aan het publiek laten zien. Dat
bedoelden wij eigenlijk ook met de frivolere uitvoering voor het CREM-rapport, want daarmee
kun je echt niet naar het publiek want dat komt daar niet uit. Wat betreft de voorstellen van
GroenLinks voor een MAR: sympathiek, maar ik denk dat dat niet werkt, omdat wij ook in het
verleden hebben gezien dat dat niet werkt. Het moet echt van binnenuit komen en dichter bij de
bevolking staan. Het voorstel van D66 om wat meer aan DUSO te doen willen wij wel steunen.
Daarin zit eigenlijk toch een aantal zaken gecombineerd over energie en milieu, wat wij uitstekend
vinden.
Wethouder VAN DONGEN
Over de kwaliteit van het rapport, het taalgebruik, hebben wij in de commissie al gesproken. Het
is natuurlijk ook wel zo dat het iets anders is dan een terugkijken naar wat in de loop van de tijd
is gebeurd met de doelstellingen, zoals die destijds zijn geformuleerd, en dat beschrijven naar de
situatie van nu. Het ene bureau doet dat wat moeilijker dan het andere, maar de aandachtspunten
hebben wij er in ieder geval met zijn allen uitgehaald en in die zin is het rapport in al zijn betrokken
heid, in al zijn communicatie die het in ieder geval teweeg heeft gebracht, een goed rapport en
goed bruikbaar als start voor de voorbereiding van het Gemeentelijk Milieubeleidsplan-2. Het
Gemeentelijk Milieubeleidsplan-2 zal duidelijk een ander kader krijgen dan het Gemeentelijk
Milieubeleidsplan-1, maar er zitten ook vijf jaren tussen. In de tijd dat we het Gemeentelijk
Milieubeleidsplan-1 maakten was het noodzakelijk om het bewustzijn, om de betrokkenheid vorm
te geven, om de stimulans, het aantal projecten mee te nemen en iedereen daarbij betrokken te
houden. Dat was de kracht van het Gemeentelijk Milieubeleidsplan-1 en het tweede zal beperkter
qua doelstellingen zijn, meer gericht op: wat willen we bereiken, wat kunnen we bereiken, met
wie, met welke middelen, en dan ook de meetbare effecten in die zin dat we proberen erin op te
nemen in al zijn beperktheid watje soms op gemeentelijk terrein ten aanzien van die milieu-effecten
kunt meten, maar we zullen wel proberen dat zo duidelijk mogelijk te formuleren. Dat zal ook
betekenen datop het GemeentelijkMilieubeleidsplan-2opnieuwpolitiekcommitment noodzakelijk
zal zijn, zoals het op het Gemeentelijk Milieubeleidsplan-1 was. Daarvoor dienen we een draagvlak
te creëren zowel in de bestuurlijke als in de ambtelijke organisatie als met alle betrokken
participanten, de externe doelgroepen en organisaties die daarmee te maken hebben. Als dat
commitment er niet is en als je blijft roeien tegen maatschappelijke houdingen, tegen maatschappe
lijk verzet, dan kun je op een gegeven moment ook je doelstellingen moeilijk bereiken. Dat heeft
onder meer te maken met de doelstellingen zoals die hier ook worden genoemd ten aanzien van
826