14 DECEMBER 1995 864 over dit onderwerp behoeven te debatteren. Het rapport waarover wij het vanavond hebben is een zeer lezenswaardig en duidelijk geschreven verhaal, dat met de toelichting van dinsdag door de onderzoekers van Bakkenist, naar aanleiding van de gestelde vragen, ons duidelijk maakt waaraan het in het totale proces van totstandkoming van het theater heeft geschort. Dit rapport krijgt dan ook een ereplaats in mijn studeerkamer thuis. Vooral ben ik tevreden dat de kwaliteit van het onderzoek, blijkende uit het rapport en raadsbreed erkend, juist door een, en ik benadruk dat, extern bureau is geleverd. Daartoe haal ik de raadsvergadering van 11 november 1994 aan, waarbij de VVD-fractie middels een verworpen motie had aangedron gen op een onafhankelijk extern onderzoek. De toenmalige collegepartijen zwakten deze motie af, met een motie waarbij werd gevraagd om een alomvattende onafhankelijke rapportage. Deze motie hebben we overigens wel gesteund, want iets is toch beter dan niets. Nietwaar, voorzitter? In de uiteindelijke uitvoering is toch onze verworpen motie uitgevoerd. Overigens werd er ook van bepaalde ambtelijke zijde bij raadsleden op aangedrongen om maar af te zien van het onderzoek, want de bedragen die daarmee gepaard zouden gaan, konden beter elders worden besteed. Nu naar de zaak zelf en dan citeer ik het gestelde in het rapport dat, na de finale besluitvorming van vanavond, "de bevindingen en analyses en con clusies vanuit de politiek voeding zullen geven aan verbeteringen en dat het wantrouwen, de rancune en scepsis niet langer een belemmering vormen voor het genieten van de culturele genoegens die in Breda worden geboden door dit schitterende theater". Dat onderschrijft onze fractie. De VVD-fractie heeft een aantal aspecten vooraf aangegeven waarop het succes van het onderzoek door haar wordt gemeten. Het onderzoek moet een antwoord geven op de vraag wat er exact is gebeurd in de periode mei tot november 1994 en op welke wijze èn of de raad in die periode op adequate wijze is geïnformeerd. De VVD-fractie is van mening dat het rapport daarop een duidelijk antwoord geeft en dat derhalve het onderzoek in ieder geval naar onze mening is geslaagd. Nu naar de feiten. Het kan niet zo zijn dat een aantal missers van het college uit die periode, en dan bedoel ik de periode mei tot november 1994, onbe sproken kan blijven. Dat kunnen wij niet naar de politiek, noch naar de belanghebbenden die in het totale proces hebben geparticipeerd en ook niet naar de bevolking van Breda maken, waarvan overigens nog steeds een deel denkt, gevoed door een aantal politieke groeperingen hier in Breda, dat zij voor veel geld een kat in de zak hebben gekocht. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Bij interruptie. Mijnheer Bokkelkamp, kunt u aangeven waarom u de periode mei handhaaft? Ik bedoel, over de schouwburg is in oktober 1992 een besluit genomen en eigenlijk is er vanaf dat moment politiek van alles en nog wat misgegaan. Als u de periode mei handhaaft, is er dan daaraan voorafgaand niets misgegaan? De heer BOKKELKAMP Dat wil ik niet beweren. Maar als u verder naar mijn verhaal luistert dan hoort u de motive ring waarom ik juist de periode mei tot november pak. In de periode Concordia is overigens ook een aantal grove blunders gemaakt, zowel door het college als door het ambtelijk apparaat. Ik duid in het kort op de meetverschillen, waardoor de stichtingskosten van een nieuw Concordia ineens veel hoger werden dan geraamd. En toen het definitief ontwerp gereed was, moest het worden afgeblazen onder meer vanwege de te verwachten lange procedures in verband met hinderwetvergunningen enzovoort. Eén ding kunnen wij echter niet zeggen uit die periode: dat de raad niet op adequate wijze is geïnformeerd; wel, dat signalen en waarschuwingen uit de raad werden genegeerd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 864