14 DECEMBER 1995 872 met de oproep van de heer Dubbelman in de zin van: we gaan het allemaal zo collegiaal doen. Ik vind dat u dan inderdaad mag zeggen: toen was die collegiale sfeer er niet. En wat toen collegiaal had moeten zijn, daarvan is onze eigen wethouder de dupe geworden. Ik hoor dat geluid niet bij u. U kunt inderdaad zeggen: zand erover, het is allemaal gepasseerd. Dat mag van mij, als u dat graag wilt, maar ik vind het op zijn minst een onbegrijpelijke reactie, als u mij dat niet kwalijk neemt. Ten aanzien van het rapport heb ik in de eerste plaats gesproken over het ambitieniveau. Dit is een punt dat voor mijn fractie, maar dat zal niemand verbazen, altijd een doorn in het oog is geweest. We hebben altijd gezegd dat het wat minder mag zijn. We pleiten voor een goed theater, maar minder mag ook. Het tweede punt betreft de geheimhouding. Ook daaruit spreekt weer, en dit is de vierde keer, mevrouw Boidin, dat ik het woord noem, een vorm van zelfgenoegzaamheid, die ik, zoals die op dit moment wordt opgepakt, niet kan vatten. Over de geheimhouding zegt Bakkenist: het leidt eigenlijk tot ongewenste effecten, het leidt niet tot verbreding van het draagvlak, er ontstaat medeplichtig heid. Kortom, het is een bestuurlijk instrument richting raad hoe je met informatie omgaat, maar het werkt niet volgens Bakkenist. En dan valt het me toch op, niet alleen vanavond maar ook afgelopen dinsdagavond, dat er dan wordt gesproken over geheimhouding als het gaat om de commissie ad hoc. Men wil geen commissie ad hoe meer. Maar op een voorstel van de fractie van de Parel van het Zuiden om ten aanzien van de stukken van de commissie ad hoe de geheimhouding op te heffen, trekt iedereen zich weer wat terug. Neen, er mag absoluut toch een aantal dingen onder de tafel blijven, want die heeft Bakkenist toch kunnen bestude ren. En daarmee nemen we al weer genoegen. Fundamenteel is, dat er in de relatie tussen college en raad een openheid van informatie is, met uitsluitend de beperkingen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur, de financiële positie van de gemeente, en ik denk dat die wat eng moet worden geïnterpreteerd, en de positie van individuele personen en ook die moet zeer eng worden geïnterpreteerd. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Bij interruptie, mijnheer Schroder. Misschien dat ik nu vooruitloop op uw betoog, maar ik vind het bij het onderwerp geheimhouding goed passen: hoe staat uw eigen fractie tegenover het feit dat van uw voormalige wethouder die destijds in de periode juni tot september in het college zat, toen al die bouwvertragingen toch in het college aan de orde zijn geweest, ook geheimhouding uitging? Of wist uw fractie dat en heeft u als fractie daarvan ook geen gebruik gemaakt? Hoe verklaart u dat dan? De heer SCHRODER U loopt een stap te vlug, mevrouw Croft, want ik kom zo dadelijk daarop terug. Mevrouw CROFT-MITTELMEUER Dus u gaat straks de geheimhouding die toen in uw fractie heerste behandelen? Komt die nog aan de orde, of moet ik mijn vraag straks nog een keer herhalen? De heer SCHRODER Ik denk dat wij de meest open fractie zijn die er hier in de raad is. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Nooit zo open als de onze, dat kan nooit. De heer SCHRODER Ik bedoel, ons hele hebben en houden heeft op de straat gelegen, mevrouw Croft, dus maakt u zich daarover vooral niet ongerust. Ik kom zo dadelijk daarop nog terug. Ik was gebleven bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 872