14 DECEMBER 1995 893 belangrijk voor de beoordeling van het totale pakket dat door Bakkenist is geschreven. Dan kan de wethouder in zijn beantwoording wel zeggen: we hebben niets toe te voegen aan het onderzoek van Bakkenist. Maar toch is het zo en de heer Boer gaf dat ook al een aantal keren aan, dat het een zwaar politiek feit, een politieke doodzonde is wanneer er wordt gelogen. Ik vind het zelfs een politieke doodzonde wanneer er doelbewust informatie wordt achtergehou den, die relevant is voor de beoordeling die de raad in het totale traject moet kunnen maken. Dat betekent inderdaad, waar het ging om de opleveringsdatum, dat het verstrekkende gevol gen zou moeten hebben en ook in de beoordeling van de raad had moeten worden meegeno men voor de exploitatie van in ieder geval het eerste jaar. Het gaat over informatie die kennelijk niet terecht is gekomen bij de raad. Het heeft zich in ieder geval gemanifesteerd na het verschijnen van het rapport Twijnstra-Gudde, waarin ook al een schrikeffect zat voor wat betreft de mogelijkheid van de exploitatie en de moeilijke positie van het theater in het eerste jaar. Ik vind ook voor een juiste beoordeling van Twijnstra-Gudde en de planontwikkeling die naderhand door het college daarop is ingezet, dat ook die informatie over die late oplevering had moeten worden meegenomen in de beoordeling. Ik moet ervan uitgaan, gelet op wat Bakkenist schrijft, dat die informatie in ieder geval in de periode tussen 23 juni en 8 november bij het college, of bij individuele collegeleden, bekend is geweest. Ik memoreer dat een van de wethouders, die toen verantwoordelijk was, na het naar buiten komen van die informatie zijn politieke conclusies heeft getrokken. Ik moet ook vaststellen dat een andere wethouder, die ook intensief betrokken is geweest bij het bouwproces, ook verantwoordelijk heid moet worden toegedicht voor wat betreft het bouwproces. Ik moet aannemen, als ik Bakkenist daarop nalees, dat op zijn minst mag worden verondersteld dat die tweede projectwethouder die informatie ook heeft gehad. En ik kan het ook andersom zeggen: wanneer hij die informatie niet heeft gehad, dan is hem dat vanuit die verantwoordelijkheid ook kwalijk te nemen. Aan de andere kant is het zo dat ik vaststel in de beantwoording van de heer Van Os dat het college de gelederen dichttrekt en zelf tot de conclusie komt dat er ten aanzien van Bakkenist niets is toe te voegen. Ik wil graag het college andermaal in tweede ter mijn uitnodigen om daarover meer informatie te geven. Waarom? Ik vind dat relevant voor de discussie die indertijd naar aanleiding van Twijnstra-Gudde is gevoerd, maar ik vind het ook relevant dat het college dan verantwoordt waarom bepaalde informatie niet, of niet tijdig, of op een onjuiste wijze is verstrekt. Dat is een verantwoording waarop de raad recht heeft en dan is het aan de raad om te beoordelen of we, het hele traject kennende, achteraf gezien genoegen kunnen nemen met die verantwoording en of we daaruit al dan niet politieke consequenties moeten trekken. Uit mijn bijdrage van afgelopen dinsdag is door een aantal fracties al de conclusie getrokken dat wij opnieuw Barbertjes willen. Ook in mijn tweede termijn zal ik dat zeker nog niet uitspreken, maar ik zal wel zeggen dat wij een motie achter de hand hebben. Echter, gelet op de beantwoording in de eerste termijn is het een non-motie geworden, die geen enkel recht doet aan het probleem waarmee wij op dit moment zitten. Wij willen dus met nadruk door het college worden geïnformeerd over de volgende concrete vragen: wie had wanneer welke informatie en wanneer was het college geheel geïnformeerd en welke verantwoording hebt u te geven over het onjuist informatie verstrekken, of het onvolledig informatie verstrekken in de periode tussen 23 juni en 8 november? Afhankelijk van die beantwoording zal ik pas in derde termijn, dan wel in een stemverklaring mijn standpunt weergeven. De VOORZITTER U kondigt aan behoefte te hebben aan een derde termijn? De heer SCHRODER Dat hangt van de beantwoording af. Misschien dat ik voldoende heb aan een stemverklaring.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 893