14 DECEMBER 1995 894 De VOORZITTER Laten we dat laatste hopen. Ik geef het woord aan mevrouw Heerkens. Mevrouw HEERKENS Voorzitter, ik heb geen behoefte aan een tweede termijn. De VOORZITTER Dan geef ik het woord aan de heer Boer. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Voorzitter, ik wil graag eerst het woord voeren en daarna wil de heer Boer dat doen. Ik wil nog iets kwijt naar aanleiding van de beantwoording die ik van de verschillende fracties heb gehoord inzake de moties. De PvdA heeft zich daarover helemaal onthouden. Mevrouw HEERKENS In de eerste termijn ben ik duidelijk geweest, waarom ik vind dat naar aanleiding van het rapport niet kan worden gezegd dat er opzettelijk informatie is achtergehouden. Dus in die zin heb ik impliciet een antwoord gegeven op uw moties. Ik vind het onzin om te zeggen dat ik me daarover onthoud. We kunnen iedere keer alles wel gaan overdoen. Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Dat neemt niet weg dat ik er toch iets over wil zeggen. We hebben die moties ingediend, en je kunt wel zeggen: wat heeft dat voor nut, als die moties toch door de meerderheid van de raad niet worden ondersteund? Maar wij willen hier een duidelijk politiek signaal afgeven in de richting van het college. Want wat hier is gebeurd door het dagelijks bestuur richting de raad, dat kan absoluut niet. De heer Boer heeft daarover duidelijkheid gegeven. Het feit dat de meerderheid van de raad vindt dat dat dus wel moet kunnen, dat moet de raad zelf weten, maar ik denk dat wij dat niet hoeven te accepteren. Een tweede punt is dat je ervan uit kunt gaan dat de wethouders zodanig zijn beschadigd door datgene wat nu in het rapport Bakkenist staat en waarvan alle ambtenaren kennis hebben kunnen nemen, dat er zeker geen overwicht meer zal zijn binnen het ambtelijk apparaat. Ze hebben duidelijk laten zien dat zij niet kunnen omgaan met informatie zoals die tot hen komt en dat zij schijnbaar geen politiek gevoel hebben voor wat er echt gaande is geweest en daarop op het juiste moment te reageren. Ik denk dat ze ook absoluut geen respect meer zullen krijgen van het ambtelijk apparaat en dat is vragen om ellende in de toekomst. Als derde punt het volgende. Toen het college een jaar geleden in december 1994 is wedergeboren na zijn korte dood, zijn de collegeleden ingestemd met relatief kleine verhoudingen van 18, 19 stemmen. Dat was net voldoende. Toen is gebleken dat een heleboel mensen blanco hebben gestemd. Dat is het enige dat je kunt doen: je kunt blanco stemmen, een andere naam invullen, of de wethouder die je kandidaat stelt steunen. Met het indienen van een motie van wantrouwen, zoals wij dat hebben gedaan, zullen mensen moeten kiezen met voor of tegen. En op het moment dat je niet tegenstemt, geef je impliciet aan dat je, voor de periode dat het college nu zit, schijnbaar respect hebt gekregen voor deze wethouders. Want eerst heb je misschien nog blanco gestemd of een andere naam ingevuld, maar nu laat je deze wethouders zitten. En voor ons is dan een heel duidelijk politiek signaal, dat schijnbaar een meerderheid van de raad vindt dat de wethouders juist zijn verbeterd sinds december 1994. Eén punt is dan wel duidelijk. Als je praat over collegiaal zijn, dan heeft het college collegiaal gelogen. En dat mag ook wel een keer worden gezegd. En dat de raad daaruit geen consequenties wil trekken, dat moet hij zelf weten. Ik wil deze gelegenheid ook nog gebruiken om de vijfde motie van De Parel in te dienen. We

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 894