21 DECEMBER 1995 915 komt het allemaal wel goed. In dier voege volg ik ook uw opmerking dat de overheid daarbuiten dient te blijven. Mevrouw VAN BEUSEKOM-NIX Ik wil eerst ingaan op uw woorden over de bedrijventerreinen. Het was niet zozeer in verwijtende zin bedoeld, maar wij kunnen niet verder als wij geen plek meer hebben. Daarom was de vraag ook: hoever bent u in het regionaal opzetten van zaken en hoe krijgt u dat op gang? Dat is belangrijk, omdat wij toch levensgroot met de vraag blijven zitten van een uitstroompremie. Maar waar is het werk dan wel? Daarop moet het dus niet blijven stagneren. Daarom moet dat fors ter hand worden genomen. In de commissie heb ik namens mijzelf, maar ik heb nu ook het gevoel dat ik het namens de fractie mag zeggen, gesteld dat we nu eigenlijk in een vreemde situatie terechtkomen. We gaan premies geven opdat mensen in eigen onderhoud voorzien. En als er dan een amendement overheen komt, zoals dat van GroenLinks, dan ben ik het eens met de heer Van Fessem. Wij zijn in een andere tijd beland. Ik denk dat het heel akelig is datje door een premie de mogelijkheid hebt om langer in vrijwilligerswerk te blijven hangen, in plaats van de arbeidsmarkt in te stromen en uit te stromen wat premie betreft. Wij vinden het eigenlijk een heel vervelend amendement. U bent het er niet mee eens als college, maar wij zeker niet als fractie. De heer SCHRODER Een vervelend amendement. Ik hoor dat woord niet vaak in deze raad, maar richting mevrouw Van Beusekom moet ik eerlijk zeggen dat ik niet begrijp wat hieraan vervelend is. Ik denk dat onze invalshoek in de discussie een volstrekt andere isAllereerst ben ik uitgegaan van het gegeven, en dat zult u zelf ook moeten doen, dat de meest primaire verplichting uit de Algemene Bij standswet is: de bereidheid om werk te aanvaarden, werk te zoeken en je daarvoor in te spannen. Dat is het meest minimale wat je van een uitkeringsgerechtigde mag verwachten. Waar je gaat praten over vrijwilligerswerk, dat kennen we niet verplicht en ook verplichte scholing in het kader van uitstroom is als zodanig niet in de wet opgenomen. Dus de meest minimale verplichting die in de wet staat gaan wij in deze verordening van een premie voorzien. Dat is één kant van de medaille en ik vraag mij af wat er vreemd aan is om het op een andere manier te bekijken. Een tweede punt is dit: wanneer een uitkeringsgerechtigde een baan zou kunnen krijgen waarin hij, laten we grofweg zeggen 3.000,-- tot 3.500,-- per maand zou kunnen verdienen, dan zou hij gek zijn om in de uitkering te blijven. Hij grijpt die kans met beide handen aan. Kortom, hoe groter de mogelijkheid om er met een behoorlijke baan en een behoorlijk inkomen op vooruit te gaan, en zeker wanneer die baan voor onbepaalde tijd is, des te groter de prikkel is. De vraag of je daaraan als overheid nog zo nodig een prikkel moet toevoegen is hoogst twijfelachtig. Voor werklozen die, zeg maar, 100,-- per maand kunnen bijverdienen is de situatie heel anders. Dan hoor je de verhalen in de straat: voor 100,-- per maand extra ga ik niet werken. Dus hoe lager de extra beloning door werken, des te hoger eigenlijk de prikkel zou moeten zijn om mensen toch in die richting te stimuleren. Dit idee, dat ik ook al in de commissie heb uitgesproken, wil ik zeker nog eens loslaten op het vrijwilligerswerk en op scholing, omdat ik denk dat de drempel, zeker waar dit niets extra's toevoegt in de inkomenssfeer, dan nog veel hoger isJe hoort vaak geluiden dat mensen makkelijker gestimuleerd kunnen worden naar werk dan naar scholing, waarop men in het verleden al is afge knapt. Dus dat idee zou ik graag ingang doen vinden in de raad. Als ik mevrouw Van Beusekom hoor, vind ik dat een dooddoener, maar ik zou hierover toch ook graag andere partijen horen. Ten aanzien van de nadere concretisering van extra belemmeringen bespeur ik in de stem van de voorzitter wat aarzeling. U denkt dat concretisering mogelijk is aan de hand van criteria, die overigens niet uit de lucht komen vallen, ik dacht dat de arbeidsbureaus deze ook hanteren. Mag ik het zo proberen te formuleren dat we artikel 2 lid 2 zó kunnen wijzigen dat in ieder geval sprake is van extra belemmeringen indien er ook sprake is van de criteria zoals ik die heb genoemd. Dat is dan niet limitatief, maar geeft inderdaad een nadere concretisering en een wat betere aanduiding

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 915