21 DECEMBER 1995
923
De VOORZITTER
In de richting van de heer Figlarek kan ik melden dat wij met voorstellen zullen komen. In het
kader van een verhaal voor de krant heb ik hiervan al iets laten merken. Het is in feite de bedoeling
om binnen de bestaande mogelijkheden eventuele overschotten te voorkomen. Hierop zijn onze
eerste inspanningen gericht. Dat betekent impliciet dat wij ook trachten te voorkomen dat wij bij
u met voorstellen moeten komen, omdat wij dan binnen het bedrag werken dat wij normaal kunnen
opmaken. Maar mochten wij geld overhouden dan zult u daarvan iets merken. Wij hebben geen
behoefte aan onderuitputting. Ik begrijp het verhaal van de heer Ong enigszinsmaar niet helemaal
Als hij zegt dat het college opportunistisch kiest, dan zeg ik: welnee, wij kiezen principieel voor
het feit dat wij niet korten op uitkeringen. Dat vind ik een principiële keuze en dit is het
uitgangspunt van ons verhaal. Dat betekent dat wij de korting in de orde van grootte van pakweg
3 4 miljoen zullen moeten halen uit de fraude en de uitstroom. Dit bedrag is gebaseerd op een
landelijk vinger in de lucht steken; het Rijk gaat ervan uit dat dit ongeveer de besparing zal moeten
zijn. Het is slechts een indicatie en in de komende jaren moet dit nader worden uitgewerkt en onder
bouwd. Voor wat betreft het fraudebeleid hebben wij een voorsprong omdat wij al twee jaar lang
werken met een fraudebeleidsplan. Wij constateerden al in de MARAP dat wij met onze fraude-
preventie-ambtenaar enorm veel werk afvangen. De verbeteringen die van de fraudepreventie uit
gaan op het normale bijstandsmaatschappelijk werk zijn zichtbaar aanwezig. Het uitstroomverhaal
kent u ongetwijfeld ook, want wij hebben daarover in het kader van het arbeidsmarktbeleid het
een en ander afgesproken. Wij hebben op dit moment bij de Sociale Dienst een soort poot, die
helemaal is belast met het maken van afspraken met uitvoeringsorganisaties. Bovendien is de Sociale
Dienst gericht op samenwerking met het R.B. A.waarmee straks samen de trajectbegeleiding zal
worden geredigeerd. Dat proberen wij dus ook. Wij denken inderdaad, als er wordt bezuinigd
in die orde van grootte, dat daar de winst te behalen moet zijn, maar dat moet zeer snel zichtbaar
kunnen worden. Wij kiezen wel degelijk principieel en niet opportunistisch. Het intact laten van
de hoogte en de lengte van de uitkeringen is een bewuste keuze. Dat is een uitgangspunt. Wanneer
we nu, zoals u suggereert, zouden kiezen voor het invullen van een te verwachten bezuiniging,
dan zeg ik: u loopt daarmee vooruit op de nadere concretisering van hoe Sociale Zaken aan die
bedragen denkt te moeten komen. U loopt vooruit op eventuele uitkomsten van het fraudebeleid
en van het uitstroombeleid, die wij op dit moment nog niet goed kunnen inschatten. Wij hebben
dat wel degelijk ingezet, maar ik kan op dit moment geen financieel staatje geven van wat dat
concreet gaat opleveren. Bovendien loopt u vooruit op de eventuele storting in het Gemeentefonds
na een x-aantal jaren ervaring. Er zal nog een uitgebreide evaluatie komen van de verwijzing van
de financieringsstromen tussen Rijk en gemeente met betrekking tot de A.B.W. Wij zitten inderdaad
nog een x-aantal j aren op die 90/10 -verhouding en ik denk dat er nog een aantal commissieverga
deringen overheen zal gaan, voordat alles effectief is geregeld met betrekking tot de sociale bijstand.
En vooruitlopen op iets wat je niet weet vind ik niet zo zinnig. Ik ben het eens met wat mevrouw
Van Beusekom in eerste instantie zei. Zij onderschrijft onze keuze in hoogte en duur. Daar ben
ik blij om. Het gekozen traject is inderdaad een moeizaam traject. Het is niet de meest makkelijke
weg, maar de meest makkelijke weg, het korten op uitkeringen, wil ik simpel van de hand wijzen.
Het zijspoortje, dat het R.B.A. zich zou moeten beperken tot de B- en C-categorieën, als ik het
zo mag formuleren, onderschrijf ik ook. Het R.B. A.-bestuur, althans de overheidsgeleding, heeft
gezegd dat datgene wat in de A-categorie wordt bemiddeld, zou moeten worden bekostigd door
eventuele werkgevers. Eigenlijk ligt het meer voor de hand om bemiddeling voor de A-categorie
aan de markt over te laten. Echter, door het C.B. A. en het R.B.A. wordt nog steeds de slipstream-
gedachte gehanteerd. Dat wil dus zeggen, dat wanneer werkgevers bij ons komen voor mensen
uit de A-categorie, wij die kunnen leveren. Zij staan immers bij ons in de kaartenbakken en op
de slipstream van de A-categorie kunnende B- en C-categorieën meelopen. Dat is de idee erachter.
Ik onderschrijf het ideologische van uw betoog, maar de praktijk van het R.B.A. blijft toch een
slipstream-gedachte, ofschoon ook al een aantal jaren kritiek door de overheid in de richting van