21 DECEMBER 1995 931 zal ook in de discussie naar voren komen. Wij zullen daarover met de commissie nog verder praten. Dan spreekt u over de profilering van de stad. U hoopt dat dit de nieuwe burgemeester wel zal lukken. Dat hoop ik ook, dus daarop kan ik alleen maar instemmend antwoorden. Mij is het nog niet gelukt. Ik denk dat het een zware opgave is, waarbij we met z'n allen moeten herstellen wat in voorafgaande jaren wellicht wat negatiever naar voren is gekomen. Ik wijs er echter op dat wij een tweetal jaren geleden al hebben geconstateerd dat het toeschrijven van één profiel aan Breda een uitermate riskante en nutteloze bezigheid is. Dat lukt u toch niet, is toen gezegd, en ook die notitie hebt u indertijd onderschreven. Maar goed, u kunt het altijd opnieuw proberen. De heer Taks en mevrouw Heerkens wijzen op een constructieve samenwerking met betrekking tot de regiefuncties en de regiofuncties. Ik onderschrijf dat dit een uitermate precaire zaak is. Mevrouw Heerkens haalt de situatie aan dat de vier Westbrabantse gemeenten, zodra ze vermoedden dat Breda een regiefunctie zou krijgen, zich onmiddellijk tot Gedeputeerde Staten hebben gewend met de vraag: en wij dan, hoe overlegt u met ons? Hierin is iets voelbaar van de oude angst om door Breda te worden opgeslokt of dat Breda het wel zal vertellen voor de andere. Ik onderschrijf dat dat een situatie is, waarin we wel de regierol met de vijf gemeenten willen doorspreken, maar dat het een uitermate precair proces is, want voor je het weet sta je op lange tenen. Wij zijn op dit moment bezig met dat proces. Wij hebben al een overleg gehad met de vijf Westbrabantse gemeenten en hebben deze week opnieuw een brief geconcipieerd, waarin wij proberen in een gezamenlijke overlegsituatie te komen tot een gezamenlijke invulling van hoe Breda dat regiefunctiebegrip dan moet aankleden. We doen dit heel voorzichtig, maar we werken er wel aan. We hebben dus een brief naar de colleges van burgemeester en wethouders gestuurd voor onder de kerstboom met een vredelievende toon. TWEEDE TERMIJN De heer DE LEEUW Ik heb u gewezen op het gevaar dat erin zat als het Rijk probeert de steden tegen elkaar uit te spelen en ik heb gevraagd of wij dat zo snel mogelijk in de raad te horen krijgen. Ik heb in de commissie gewezen op die topklinische instellingen, waarover wordt gesproken. Drie plaatsen hebben dat, ze kunnen er één toestaan en dan vissen de twee andere steden achter het net. Als u daarover signalen krijgt wil ik dat wij dit zo snel mogelijk horen. De heer TAKS Het komt er vooral op aan om het vertrouwen te wekken bij de andere vier grote gemeenten in West-Brabant. Zij kijken met argusogen naar Breda en vrezen bevoorrechting van Breda door de Provincie. Dat is volgens mij bepaald niet de geest van het convenant, maar ik denk dat wij dat vertrouwen het beste kunnen winnen door goed overleg te voeren. De brief die het college heeft geschreven kan daaraan zeker een bijdrage leveren. Ik denk overigens dat het niet goed voorstelbaar is dat zo'n overleg met de andere gemeenten in West-Brabant vorm krijgt in losse contacten. Ik denk toch dat er een overlegstructuur moet komen. Naar mijn idee is een vorm van gewestelijke samenwerking onmisbaar. De schaal moet echt die van West-Brabant zijn, denk ik, zeker voor het werkgelegenheidsbeleid. Dat zal de heer Van Dongen ook beamen. Het R.W.I. behoort te werken op de schaal van West-Brabant. Ik denk dat dit op zich een heel goed argument is om toch naar een wat grotere schaal te kijken, ook al zijn er natuurlijk bepaalde taken die je op een kleiner niveau kunt aanpakken. Mevrouw HEERKENS Wat betreft de regierol lijkt mij dat toch een lange en moeizame weg en daarmee wens ik u en eigenlijk de nieuwe burgemeester veel succes. De heer Taks spreekt over een grotere schaal en om de discussie kort te houden, sluit ik mij aan bij wat de heer Adank heeft gezegd over het Stads-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1995 | | pagina 931