29 FEBRUARI 1996
109
met de BredaPas boeken te lenen. Dat is geen subsidie aan de bibliotheek. Het gaat op basis van
reservering van de middelen en op basis van goede afspraken tussen de dienst SAW en de
bibliotheek om te kijken hoe dat op grond van registratie en afrekening kan plaatsvinden. In het
systeem van de bibliotheek worden daarvoor op dit moment de mogelijkheden gecreëerd. Ook
wordt de mogelijkheid geschapen om te signaleren welke categorie mensen met de BredaPas hiervan
gebruik maakt. Bij de evaluatie van het leenrecht, die collega Gielen u heeft toegezegd vóór het
eind van dit jaar, kunnen wij hierop terugkomen.
De heer VERPAALEN
U zegt nu dat er een nacalculatie zal worden toegepast op dit bedrag. In de commissie heb ik
hiernaar gevraagd. Ik heb toen gezegd dat ik er hoogstens mee akkoord zou kunnen gaan als er
een nacalculatie zou plaatsvinden. De desbetreffende wethouder zei toen dat het ging om een vast
bedrag van 100.000,—. Dus uw verhaal op dit moment klopt niet.
Wethouder VAN DONGEN
Volgens mij hebt u in de commissie niet goed geluisterd.
De VOORZITTER
Ik wil even zeggen dat ik dit toch geen interruptie vind. Dit is een zaak voor de tweede instantie,
dus wethouder, gaat u door. U mag het meenemen.
Wethouder VAN DONGEN
De heer Verpaalen en anderen hebben in de commissie gevraagd hoe dat zou worden verwerkt
en toen heeft de heer Van der Horst nadrukkelijk uitgelegd dat er overleg met de bibliotheek zou
plaatsvinden over de verrekening van dit geld, in relatie tot het daadwerkelijk gebruik dat door
de bibliotheek wordt geregistreerd. En het is geen subsidie aan de bibliotheek. Met betrekking
tot de vraag van de heer Ong over de A.W.B.Z.-voorzieningen kan ik zeggen dat het niet zo is,
dat wij vanuit Breda de A.W.B.Z.-regeling overnemen. Het is wel een signaal dat in een aantal
verzorgingshuizen de positie problematisch is en er een tekort aan voorzieningen wordt geconsta
teerd. U kunt wel zeggen dat dit een feitelijke zaak is van de instellingen zelf. Maar als wij
problemen constateren, en wij hebben mogelijkheden omdaarinviadeW.V.G.-gelden te voorzien,
dan is dat ook in het belang van de doelgroep waar het hier om gaat. Dus geen overname van de
A.W.B.Z.-regelingen, maar wel het creëren van voorzieningen ten behoeve van de doelgroep.
Ten aanzien van het grote stedenbeleid en het minimabeleid, waarnaar mevrouw Heerkens vraagt,
is het niet de bedoeling dat wij het minimabeleid invullen vanuit het grote stedenbeleid. Collega
Gielen zal met een nader voorstel komen over hoe wij omgaan met het grote stedenbeleid. In het
kader van het grote stedenbeleid speelt de discussie over de invulling van 850.000,— die wij
in het kader van inkoopzaken naar het R.B.A. moeten invullen. Het gaat hierbij vooral om
scholingszaken. U weet dat in het kader van het grote stedenbeleid geen voorzieningen zijn
gecreëerd in het kader van het minimabeleid. Over voorlichting kan ik het volgende zeggen. Het
is juist de bedoeling om ervoor te zorgen dat de mensen, die recht hebben op een uitkering, daarvan
ook gebruik kunnen maken. Een W.V.G.-maatregel is net zo goed gericht op een doelgroep als
op de Algemene Bijstandswet, of andere uitkerende instantiesHet is juist de bedoeling om hieraan
door middel van voorlichting tegemoet te komen. Ik heb in de commissie toegezegd dat wij dat
voorlichtingsprogramma nader aan u zouden voorleggen. De heren Schroder en Van Fessem hebben
gevraagd naar de koudetoeslag. Ook de Parel van het Zuiden en de Partij van de Arbeid hebben
hierover schriftelijk artikel 48-vragen gesteld. Het college heeft afgelopen dinsdag besloten om
een koudetoeslag in te voeren op basis van de richtlijnen die de V.N.G. heeft toegekend. Die
richtlijnenzijn gebaseerd op de situatie dat er een toeslag komt van maximaal 120,-- voor mensen
die hiervoor, op basis van de eindafrekening, individueel een aanvraag indienen. In overleg met