29 FEBRUARI 1996
114
De heer FIGLAREK
In het beleidsplan zijn fraudebestrijding en uitstroombeleid hoofdpunten. Wanneer mensen recht
hebben op een uitkering moeten zij die kunnen krijgen. Vanuit deze gedachtengang kunnen wij
ons geheel vinden in het fraudebeleidHet uitstroombeleid is een andere zaak, die ertoe zou kunnen
leiden dat mensen niet meer afhankelijk zijn van een uitkering. Twee zaken, die dan ook een
positieve uitwerking zouden kunnen hebben op de aanpak van de stille armoede. In het verleden
is de samenwerking tussen de gemeente en het R.B. A. nogal eens negatief afgeschilderd. Er rust
nu een verplichting op die samenwerking en wij hopen dan ook dat de samenwerking door beide
partijen vanuiteen positieve grondhouding wordt aangepakt. In het kader van de werkgelegenheids
projecten vinden wij dat hiermee zorgvuldig moet worden omgegaan, zodat bijvoorbeeld verdrin
gingseffecten worden vermeden.
Mevrouw HEERKENS
In het beleidsplan dat betrekking heeft op de nieuwe Algemene bijstandswet moeten naar onze
mening begrippen al s uitstroomactiveringarmoede- en fraudebeleid en voorl ichting centraal staan
Dit beleidsplan is nu nog wat beperkt van opzet. Dat is ook in de commissie toegegeven. Het is
de bedoeling dat het naar de toekomst toe breed van opzet gaat worden. Zoals wij daarnet al hebben
gehoord, komt er nog een aparte nota over armoede. Belangrijk is dat sociale zaken aan de
toegangspoort streng controleert wie recht heeft op een uitkering en vervolgens probeert mensen
via werkgelegenheids- en scholingstrajecten weer aan het werk te krijgen. De Algemene bijstandswet
niet meer als vangnet maar als trampoline. Maar tegelijkertijd weten wij dat de capaciteit, zowel
wat betreft de menskracht als de scholingscapaciteit in de regio, denk aan de problemen bij de
Taalschool en de R.W.S., slechts toereikend is om een beperkte groep op een traject te zetten.
De Partij van de Arbeid vindt datje zeker veel mag verwachten van degenen die korte tijd gebruik
maken van een uitkering, maar er zijn grenzen. Tot nu toe werd steeds gesteld dat juist mensen
die langer in een uitkeringspositie zaten nög meer hun best moesten doen om uit die uitkering te
komen en aan het werk te gaan. Dat werk is gewoon niet aldoor voorhanden. Kijk maar naar alle
initiatieven die wij nemen in het kader van de Melkert-banen. Kijk naar die scholingsproblemen.
Wij vinden dan ook, gezien de beperkte capaciteit, dat in individuele gevallen mensen, die nog
niet op een traject kunnen worden gezet, niet moeten worden achtervolgd met een sollicitatieplicht.
Wel kunnen in een aantal gevallen op vrij willigebasis afspraken worden gemaakt, om vrij willigers-
werk te verrichten met behoud van een uitkeringIn de commissie heb ik gevraagd om aan te geven
hoe groot de groep is uit de C- en D-categorie, die op traject kan worden gezet. Het betreft hier
langdurig werklozen, die een behoorlijke afstand hebben tot de arbeidsmarkt. In het beleidsplan
wordt alleen aangegeven dat dit een substantieel gedeelte is en dat is op zich natuurlijk moeilijk
door de raad te controleren. Is het voor u al mogelijk om daarop te antwoorden? Als dat niet zo
is, dan graag schriftelijk. Vervolgens verwacht ik van uw kant een flexibele houding ten opzichte
van mensen die niet direct kunnen worden geholpen. Daarnaast zijn wij er voorstander van om
mensen, die langer dan driejaar in een uitkeringspositie verkeren, als groep een tegemoetkoming
te geven in de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Dat komt nog ter sprake bij de behandeling
van de lokale Armoedenota. Tenslotte vind ik dat groepen als Vrouwen in de Bijstand, de W-
groepen, de Bredase Werkgroep Sociale Zekerheid en de B.P.U. voortaan moeten worden betrokken
bij de verdere beleidsplannen van sociale zaken.
De heer SCHRODER
Ten aanzien van het fraudebeleid wordt er in het beleidsplan primair gekozen voor het opsporen
en tegengaan van partnerfraude. Daaraan wordt absolute prioriteit gegeven. Hierover heb ik in
de commissie al opgemerkt dat de nieuwe Algemene bijstandswet in algemene zin al beoogt om
de ruis uit het systeem te halen, zoals dat heet. Dat betekent een strengere controle bij de instroom
van cliënten. Een tweede punt is dat in het beleidsplan is voorzien in een preventieve inzet van