29 FEBRUARI 1996 117 De heer VAN FESSEM Dat heet reclasseren Wethouder VAN DONGEN In zijn algemeenheid constateer ik een ondersteuning voor het beleidsplan. De constatering dat het nog niet compleet is heeft ook te maken met het moment van het voorleggen van het voorstel, dat nu plaatsvindt. De teksten spreken in de toekomstige tijd. Oorspronkelijk was het de bedoeling om het stuk reeds vorig najaar aan u voor te leggen. Omdat de landelijke discussiebij de presentatie van de Armoedenota langer duurde dan aanvankelijk de bedoeling was, en wij in Breda dit beleids plan wilden combineren met het armoedebeleid, bleek dit niet mogelijk. Wij komen in het voorjaar nog terug op het armoedebeleid. Wij zullen dan ook ingaan op specifieke zaken die hier zijn gesteld, zoals hoe om te gaan met mensen die meerdere jaren in een bijstandssituatie zitten? Ik ben niet volledig bekend met alle stukken die van het kabinet van de minister van Sociale Zaken zijn gekomen ten aanzien van armoede. Ik hoop in ieder geval dat er veel geld meekomt, maar wat dat betreft ben ik niet altijd even gerust. Op de mogelijkheden die dit geeft zullen wij later terugkomen. Ten aanzien van de inzet van scholingsgelden moet er een overeenkomst worden gesloten tussen het R.B. A. en de gemeenten. Dit geldt voor meerdere gemeenten binnen het R.B.A.- gebied. Het is een gedwongen winkelnering en het betreft een bezuiniging op het R.B.A., die via het grote stedenbeleid weer terugkomt, maar dan in een andere verhouding dan oorspronkelijk. Dit heeft te maken met de totale bezuinigingen op het R. BAOp het moment dat die overeenkomst wordt gesloten zullen wij ook de commissie informeren over de invulling. De doelstelling van het beleidsplan is om ervoor te zorgen dat de mensen aan de voordeur adequaat worden geholpen, maar ook aan de achterdeur in positieve zin worden benaderd ten aanzien van de uitkering. Ook dienen wij ervoor te zorgen dat mensen tijdens het uitkeringsproces worden begeleid. Naast het fraudebeleid zullen wij ons ook moeten richten op de uitstroom. Op die uitstroom komen wij in een ander verband ook nog terug. Ik ben niet volledig thuis in de aantallen van de categorie, waarnaar mevrouw Heerkens ook in de commissie heeft gevraagd. Ik beloof u dat ik u in de commissie deze aantallen zal verstrekken via de dienst die mij deze gegevens kan leveren. Ten aanzien van de houding en de flexibiliteit met betrekking tot het uitstroombeleid lijkt het mij verstandig dat wij op basis van ervaringen van de eerste maanden na inwerkingtreding van de nieuwe verordeningen in de commissie hierop terugkomen. Dan is ook de landelijke discussie afgerond over de C- en D-categorieën. Er wordt op dit moment namelijk gediscussieerd over welke categorie de gemeente mag begeleiden en welke onder verantwoordelijkheid valt van het R.B. A. Ik heb u in de commissie reeds beloofd dat er nog een apart voorstel komt over de cliënten participatie. Ik kan mij voorstellen dat dit een bredere groep is dan de huidige cliëntenraad. Ten aanzien van de prioriteitskeuze bij het fraudebeleid hebben wij de afgelopen jaren nadrukkelijk gewerkt aan goede administratieve systemen om een aantal zaken te kunnen toetsen. Er wordt hier bewust gekozen voor prioriteit bij de partnerfiraude, omdat die door de meesten als de meest pregnante wordt ervaren. Het is geen heksenjacht en er worden geen tandenborstels geteld, want u weet ook dat De heer SCHRODER Bij interruptie, anders heb ik een tweede termijn nodig. U zegt dat partnerfraude door de meesten als meest pregnant wordt ervaren. Ik zou graag willen weten hoe het college dit ervaart, want u maakt toch de prioriteitskeuze. Wethouder VAN DONGEN Op die basis wordt inderdaad de prioriteitskeuze gemaakt, maar ook op basis van landelijke richtlijnen die hierop van toepassing zijn. Het is niet de bedoeling om steeds meer zaken bij het RIBO te leggen, vandaar de preventieve toetsing om te voorkomen dat steeds meer zaken bij het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 117