19 JANUARI 1996 13 toch ook kunnen in het gemoedelijke Brabant, zowel naar oost als naar west en niet te vergeten naar het noorden (Dordrecht, Rotterdam) en zeker naar het zuiden, de Belgische partners, met Antwerpen voorop. Breda heeft belangen in alle richtingen, de regio kent geen grenzen meer. Gezonde rivaliteit is goed, is paars, maar moet wel gebed zijn in een open overleg, dat samenwer king heet. Ik verzeker u dat het kan. Discussie op grond van argumenten en niet bijvoorbeeld het blote vandaag geldende, maar morgen achterhaalde feit van de meeste inwoners. Een beetje amendement op herindelingswetsontwerpen en hethele plaatje ziet er anders uit. Komt bij voorbeeld het korpsbeheerderschap en het daarbij behorende bureau van de regionale politie op 1 januari 1997 naar Breda, als de Tweede Kamer de herindeling rond Breda wel en die rond Tilburg niet toewijst? Wellicht geen vraag meer nu de politiek lijkt te gaan kiezen voor de Commissaris der Koningin als korpsbeheerder. In Zeeland kan ik me daarbij overigens wat voorstellen, maar in Brabant met zijn drie korpsen en zijn twee arrondissementen en één Commissaris van de Koningin? Samenwer king ook graag met de gemeenten die volgens de regeringsvoorstellen met Breda worden opgeheven. Natuurlijk begrijpen wij het verzet daartegen. Maar ik nodig de gemeentebesturen van Teteringen, Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek en Breda uit onder voorbehoud van alle rechten de blauwdruk te gaan voorbereiden voor een goed voorbereide overgang, in het belang van uw personeel en - mag ik het zeggen - ook van uw inwonersSamenwerking is van grootbelang in het kansrijke West-Bra bant. Breda zal daaraan graag meewerken, desgevraagd leiding geven, met liefst weinig structuur maar veel inhoud. En dit is nog maar de samenwerking in het horizontale profiel. In het verticale profiel zoeken we hulp en steun naar boven bij Europa, het Rijk en de Provincie, maar ook steun, draagvlak en liefst wat enthousiasme bij het fundament van ons gemeentelijk gebouw, onze burgers en rechtspersonen om wie het allemaal begon en voor wie wij het doen. Breda is een fantastische stad. Het Haagje van het Zuiden, de Parel van het Zuiden, de Baronie, het Kielegat, met grote uitstraling en een perfect imago. Prestigieuze projecten zijn gerealiseerd en liggen nog op stapel. Daarvoor zijn offers gebracht, zelfs grote, en er zullen nog wel veel meer offers moeten worden gebracht, maar de stad is het waard, ontegenzeglijk. Culturele evenementen bepalen mede de sfeer, de stedelijkheid van deze stad; ze zijn alom bekend. Carnaval staat er aan te komen, ik ben op tijd hier, vindt vooral Harry van Raak. De eerste contacten met de raad, van 11 wel te verstaan, wekten over en weer groot vertrouwen. Intussen maakte Middelburg ongevraagd kennis met dit on-Zeeuwse fenomeen; een bontere stoet is er na de beeldenstorm en de Bataafse revolutie niet te zien geweest. Dames en heren, leden van de raad, voor u staat een gewoon mens met zijn gekregen en ontwikkelde eigenschappen en zijn fysieke gebreken. Aan de eerste categorie is wel, aan de tweede veel minder te verbeteren. Mijzelf voorstellen komt mij voor als een belediging aan het adres van allen, die de kranten de laatste weken hebben bijgehouden. In vooral irrelevante houdingen, doende met voor het uitoefenen van het ambt nutteloze bezigheden, werd ik in diverse media afgebeeld met foto's waarvan ik het bestaan zelf niet eens wist. Smeuïgheden uit het privéleven lijken in toenemende mate de belangstelling te trekken van de media en dus van de lezer en de kijker, totdat men het wel weet. Daar is eigenlijk ook niet echt iets mis mee. Het publiek rekent immers tot zijn domein publieke bedienden, openbare bestuurders, politici, bekende tv- sterren en bekende sportlieden. De eersten zijn impopulair, de laatsten zeer populair en mogen écht goed verdienen. De rol van de media daarbij is die van leverancier van het gevraagde produkt aan koning klant. Wat er dus wordt geschreven en vertoond, wordt tot op zekere hoogte op de markt bepaald door de klant, die er zijn heilige keuze doet voor de daalder die zijn gulden er waard schijnt te zijn. Dames en heren, ik houd niet van lang vergaderen. Ik zeg het maar meteen. U ongetwijfeld ook niet. Ik vind dat iedere volksvertegenwoordiger wel het gevoel moet hebben aan zijn trekken te komen, maar dat vergt wel de zelfbeperking van hoofdlijn en hoofdzaak. Ik neem mij voor daarop af en toe, en als het moet vaker, te wijzen. Ook ben ik van oordeel dat een vergadering niet langer dan drie uur zou moeten duren, daarna kan er niet echt goed meer worden vergaderd. U bent het hoofd van de gemeente, u bent het bestuursorgaan van de gemeente. U bent geen Tweede Kamer die de regering controleert. U bent de regering van deze stad. U wordt helaas

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 13