29 FEBRUARI 1996
140
maatstaven die aan de orde zijn geweest. Ik kan het niet zo mooi verwoorden als de heer
Dubbelman, want ik heb niet eens bij me wat hij bij zich heeft. Hij heeft het in ieder geval goed
verwoord vanuit juridische zaken. Ik denk dat ik u moet mededelen, want dat was een van de vragen
in de commissie, dat er zo'n 1.300 adressen in de binnenstad zijn, waarvan er 615 in de heffing
worden betrokken. Dat betekent dus dat die andere 685, en dan hebben wij het over woningen
c.q. bovenwoningen, niet in de heffing vallen. Van de 615 die in de heffing vallen, zijn er
44 adressen, met de nadruk op adressen, die een woningcode hebben volgens de O.Z.B. Die
adressen hebben allemaal de bestemming centrumdoeleinden en gemengde doeleinden. Uitgangspunt
blijft natuurlijk het objectieve karakter van de belasting, want daar moet ik abstraheren van het
daadwerkelijk gebruik van de onroerende zaak. Maar ik kan u melden dat van die 44 adressen
er 32 zijn waarvan de bewoner niet de eigenaar is, en dat er dus 12 overblijven waarbij eigenaar
en gebruiker dezelfde zijn. Er wordt verwezen naar de algemene belastingbepaling, artikel 63.
Dat is de hardheidsclausule. Ik denk dat je van die juridische basis en de wijze waarop wij die
moeten toepassen, moet uitgaan. Wij zullen ons inspannen voor die bewoners, want daar gaat het
niet om, daar is geen baat en dat is dus niet aan de orde. Maar het moet wel passen binnen de
bepalingen. Mij is door juristen verzekerd dat dit mogelijk is via de exploitatie-overeenkomst en
de eventuele baatbelasting, als wij het maar rechtlijnig blijven benaderen. Tot slot begrijp ik,
mijnheer Boer, dat er natuurlijk altijd mensen zijn die messen gaan trekken voor procedures. Het
is natuurlijk vervelend als je belasting moet betalen
De heer BOER
Slijpen, hè, slijpen
De VOORZITTER
Dan zijn ze al getrokken, anders kun je ze niet slijpen
Wethouder VAN OS
Dat is ook de reden waarom wij zo'n doortimmerd voorstel aan u voorleggen. Wij verwachten
dat die messen in ieder geval geen doel zullen treffen.
TWEEDE TERMIJN
De her DUBBELMAN
Heel kort. Het ging over 20 miljoen en 10 miljoen en over CD A-wethouders. Uiteraard heeft
het college hierachter gestaan, maar misschien mag ik toch even melden dat het gebuitel met die
getallen niet primair is toe te schrijven aan een CD A-wethouder, omdat dit onderwerp toen bij
een andere partij zat. Dat is verder niet van belang. Waarom het wèl gaat, is datje onderhandelin
gen gaat voeren vanuit een beoogde invalshoek en datje dan in een fatsoenlijk gesprek op basis
van gelijkwaardigheid van beide kanten water bij de wijn doet. Vanuit die algemene achtergrond
zijn wij van oordeel dat die 10 miljoen een geaccepteerde zaak is en dat die acceptatie van
buitengewoon belang is voor andere projecten in de toekomst. Tot slot misschien nog een
opmerking. De naam belasting wekt de indruk alsof het om een permanente belasting gaat. En
er is niets zo permanent als tijdelijke belastingen, zegt men wel als grapje. Maar hier gaat het
nadrukkelijk om een eenmalige bijdrage, die onder het mom baatbelasting één keer wordt gevraagd
en die in één keer of zelfs in een aantal jaarlijkse termijnen kan worden betaald. Wat dat betreft
is het gewoon een verantwoorde vorm van afroming, het delen van een stukje overwaarde als gevolg
van investeringen voor de gemeenschap. Je kunt hier samen op een fatsoenlijke manier uitkomen
door een deel hiervan weer naar de gemeenschap terug te sluizen. Dat vind ik een goede CDA-
benadering.