27 MAART 1996
154
en onze verkeersverslaving, ik noem dat Europese gekte, worden verdrongen door een chauvinisti
sche betweterigheid, waarvoor geen woorden zijn. En alsof het al niet erg genoeg is, moeten wij
van D66 ook nog zelf een winkeltje gaan runnen. Uw weet inmiddels welke resultaten wij boeken
als wijals gemeente, als overheid, als ambtelijk apparaat, projecten gaan entameren die op kurken
drijven. Vanzelfsprekend, mijnheer De Leeuw, bestaat er bereidheid vanuit de CD A-fractie voor
een discussie ten principale, maar dan niet alleen düt en niet alleen vanuit het volksgezondheids
aspect, maar in de lijn van het politieke en justitiële traject, en dat vraagt politieke keuzes. Over
de JOVD-jongeren, mijnheer Taks, zou ik willen zeggen: vrijheid, blijheid.
De heer DE LEEUW
De Kadernota 1997 ademt een karakter uit van een overgangsfase. De besluitvorming van de
gemeentel ij ke herindel ing is hieraan debet en tegen d ie achtergrond wil de D66-fractie haar bij drage
leveren aan het debat van vanavond. Wij zullen stilstaan bij de relatie burger-bestuur, de
herindeling, openbare orde en veiligheid, milieu en financieel beleid. In het recente verleden heeft
D66 regelmatig aandacht gevraagd voor de verbetering van de relatie tussen de burgers en het
bestuur. Daardoor is dit onderwerp nadrukkelijk op de politieke agenda gekomen. En vaak hebben
wij ook gewezen op het belang van een goede informatievoorziening voor de burgers. Als wij
kijken naar de uitslag van de burger-enquête, overigens een middel dat door D66 is geïntroduceerd,
dan mogen we constateren dat de inwoners van Breda zich in waarderende zin daarover uitspreken.
Daarmee zijn we er echter nog niet. Maar Keulen en Aken zijn ook niet op één dag gebouwd.
Een verbetering voor de nabije toekomst is dat de informatiestroom zou kunnen worden geauto
matiseerd, zodat die ook bij de meldpunten zal komen. Op deze wijze kunnen de inwoners van
Breda met een minimale inspanning dicht in hun buurt op de hoogte blijven van zaken die hen
aangaan. In het verleden hebben wij er al eens eerder op aangedrongen, en gezien de graad van
geautomatiseerde informatieverwerking binnen de gemeente op dit moment, zou dit, naar onze
mening, binnen niet al te lange tijd kunnen worden gerealiseerd. Graag uw mening hierover.
Daarnaast kan nu al worden gekeken hoe wij commissievergaderingen verspreid over locaties in
de stad kunnen houden. Wij kunnen ons voorstellen dat dat na de herindeling ook geldt voor de
raadsvergaderingen. Om de invloed van de burgers bij de besluitvorming te vergroten, zal in de
commissies en de raad veel meer op hoofdlijnen moeten worden gediscussieerd, waarbij visie en
samenhang voorop staan. Slechts in de beginfase van de beleidsontwikkeling is de ruimte tot het
verwerken van inspraak voldoende aanwezig. Later in het proces wordt dat steeds moeilijker. Als
op deze manier het beleid helder is vastgelegd, kan de raad, veel beter dan nu, zijn controlerende
taak uitvoeren. Er is dan sprake van een dualistisch karakter, waarbij de inbreng van de burgers
duidelijk zichtbaar kan worden verwerkt en hun betrokkenheid beloond, zonder dat dit in wezen
het monistisch systeem aantast. Het hele proces van de herindeling gaat met veel emoties gepaard,
en alleen daarom al is het noodzakelijk dat er snel duidelijkheid komt. Wat D66 betreft willen
wij in de richting van de randgemeenten opmerken, dat het hier gaat om het opheffen van alle
bij de herindeling betrokken gemeenten. Samen zullen wij er een nieuwe gemeente van moeten
maken, waarbij kwaliteitsverbetering het te kiezen uitgangspunt is. Samen zullen we invulling
moeten gaan geven aan wonen, werken en welzijn voor onze nieuwe gemeente. En daarbij is het
van belang dat de identiteit van de woonkernen voor de bewoners herkenbaar blijft. De jarenlange
ervaring van goed buurmanschap stemt ons wat dat betreft hoopvol en het is juist dat, wat een
leidraad zou moeten zijn voor een goede samenwerking. Een samenwerking onder het motto:
"eenheid in verscheidenheid". En dat vraagt om een goede communicatie tussen het bestuur en
de bevolking, die gebaseerd zou moeten zijn op wederzijds vertrouwen. Maar ook voldoende ruimte
om tot een eigen invulling te kunnen komen van het sociaal-culturele leven is hierbij van wezenlijk
belang. Het districtsgewijze werken, waarmee wij in Breda een begin hebben gemaakt, moet daarom
voldoende worden uitgebouwd. Nadrukkelijk moet hierbij rekening worden gehouden met de
positieve elementen van de wijze waarop deze taken nu kleinschalig in de omliggende gemeenten