27 MAART 1996
156
waarin voorstellen staan waarin wij ons soms wat minder en soms wat meer kunnen vinden. Zeer
verheugd zijn wij over het plan dat er 250.000,-- beschikbaar wordt gesteld voor natuurontwikke
lingsprojecten in het buitengebied. Ik kom nu bij de raad zelf. De laatste jaren hebben wij helaas
in de wijze waarop de raad en de raadscommissies functioneren veel veranderingen moeten
constateren. De commissies van advies lijken soms omgetoverd tot bijeenkomsten, waarbij het
elkaar proberen afmaken volkssport nummer een is geworden. Inhoudelijke discussies kunnen
niet meer gescheiden worden van zowel politiek als persoonlijk gewin, waarbij aan het belang
van de stad voorbij wordt gegaan. De raadsvergaderingen worden soms misbruikt om dit nog eens
dunnetjes over te doen, zodat ook publicitair gezien men het maximale eruit denkt te halen.
Incidentenpolitiek, waarachter een gebrek aan kennis en visie schuil gaat. Vervolgens wordt het
college, en daaraan gekoppeld de coalitie, verweten dat de stad slecht wordt bestuurd. Een overigens
te betwijfelen verwijt. Er wordt namelijk voorbijgegaan aan wat er allemaal al is gerealiseerd.
Wij wijzen op het feit dat de raad, en dus iedereen die daarvan lid is, aan het hoofd van deze
gemeente staat. Als dan de oppositie, en ik maak hier duidelijk even een onderscheid tussen niet-
coalitie en de oppositie, en wie de schoen past, die trekt hem maar aan, meent dat Breda er een
bestuurl ij ke wanorde van maakt, dan geeft die oppositie slechts zichzelf een brevet van onvermogen
en dat zou wel eens helderder voor het voetlicht mogen komen. Herhaalde malen hebben wij de
hele raad uitgenodigd om te komen met alternatieven. Beschamend weinig is hiervan door de oppo
sitie gebruik gemaakt. In plaats daarvan heeft diezelfde oppositie al haar energie gestoken in het,
zowel lokaal als nationaal, afbreken van het goede imago van Breda en haar bewonersEen prestatie
van formaat, waarvoor wij geen enkele waardering kunnen uitspreken. Ter afronding spreek ik
de traditie van D66 uit: overigens zijn wij van mening dat de Haven weer open moet.
De heer TAKS
Als de voortekenen niet bedriegen, dan is deze kadernotabehandeling het laatste grote beleidsdebat
van de lopende raadsperiode. Als het herindelingsproces volgens schema verloopt, houdt de huidige
gemeente Breda ultimo dit jaar op te bestaan. In dat geval zal de behandeling van de Begroting
1997, enkele weken voor de dag van de verkiezingen, louter een technisch karakter hebben, niet
veel meer dan een hamerstuk op een reguliere raadsagenda. Vandaag heeft de oppositie dan ook
de laatste kans om met het college en de coalitie de degens te kruisen. Ik wil me strikt beperken
tot de gemeentepolitiek. Dit in tegenstelling tot collega Adank, die erg veel last heeft van de
zegeningen van het sociaal-liberale Kabinet in Den Haag. De grote verworvenheden van de sociaal-
liberale politiek kunnen op een andere plaats uitgebreid worden geëtaleerd. Hier spreken wij alleen
over de al dan niet aanwezige zegeningen van het college van CDA, D66 en PvdA. Overigens
biedt de kadernota weinig aanleiding om fundamenteel met het college daarover te debatteren.
Althans, vanuit het gezichtspunt van de VVD-fractie. De geschetste beleidsmatige ontwikkelingen
bevatten weinig of geen nieuws. Ze zijn veelal onvoldoende concreet voor tegenspraak van onze
kant. Voor zover er wel sprake is van herkenbare hoofdlijnen, worden de grenzen van het
Programakkoord niet overschreden. Dat is een vaststelling die ons tot tevredenheid stemt. Die
grenzen zijn mede door de VVD getrokken, ook al is het Programakkoord niet door ons
ondertekend. Veel vanhetgeen in de kadernota aan beleidsontwikkelingen wordt beschreven, vindt
bovendien zijn oorsprong nog in de vorige raadsperiode. Het beleid van het college van CDA,
D66 en PvdA verschilt dan ook nietwezenlijkvan het collegebeleid in de periode 1990-1994. Onze
conclusie is dat dit college op smalle basis er naar onze mening niet in is geslaagd een herkenbare
eigen richting in te slaan. De VVD stelt dat met voldoening vast. In dit opzicht is het een gelukkige
omstandigheid dat het zogenaamde centrum-linkse college van 12 april 1994, dat door de
aanwezigheid van GroenLinks misschien wel de bakens had kunnen verzetten, niet langer dan
vijf maanden stand heeft kunnen houden. Een zegen voor deze stad, voorzitter. Afgezien van de
activiteiten die in het kader van de gemeentelijke herindeling moeten worden verricht, lijkt het
college zich op het ogenblik voornamelijk bezig te houden met de afhandeling van lopende zaken.