27 MAART 1996
167
met uw college te kapittelen, hoewel u, voorzitter, daaraan een andere uitleg heeft gegeven. In
de commissievergadering hebben raadsleden hard moeten knokken om de wethouder zo ver te
krijgen dat er voldoende gelden voor de sociale woningbouw beschikbaar worden gesteld, althans
voor dit jaar. Indien het college en de collegepartijen niet uit prestigeoverwegingen de competitie
voor het Chasséterrein voor beëindigd hadden laten verklaren, was dit project nu in volle gang
geweest. Er is daar nu ook weer een jaar vertraging opgetreden. Mijns inziens kan uit het
voorgaande worden afgeleid dat leniging van de woningnood geen hoge prioriteit heeft bij dit
college. In de kadernota staan ook geen nieuwe plannen, geen nieuwe bouwstenen voor het beleid
van 1997. Het zou voor de hand hebben gelegen indien deze kadernota een werkschema zou hebben
bevat van de werkzaamheden voor de toekomst. In welk tempo hoopt de dienst Ruimtelijke
Ontwikkeling bestemmingsplannen voor die delen van Breda, die nog geen bestemmingsplan
hebben, gereed te hebben en na hoeveel tijd kunnen wij de schema's zien voor de nieuwe gebieden?
Ik denk aan een schema voor het concreet maken van het districtsgewijze werken en het
buurtbeheer. Ik denk aan een schema voor het onderhoud van de sportterreinen en de sportaccom
modaties, de welzijnsgebouwen, de scholen, buurthuizen, gebouwen voor kinderopvang en
scoutinggebouwen. Bij het thans voorliggende voorstel tot bijstelling van de begroting van dit jaar
worden daarvoor voorstellen gedaan, terwijl de raad niet weet in hoeverre andere gebouwen even
hard, of misschien veel harder dienen te worden opgeknapt. Nu er terecht geen nieuw beleid is
geformuleerd, had het college zichtbaar dienen te maken welke werkzaamheden er in de komende
jaren hadden moeten worden verricht, met daarbij het financiële plaatje. Dat zou het begin kunnen
zijn geweest van meerjarenplannen op velerlei gebied, alsmede had het een onderlegger kunnen
zijn voor de discussie over de kerntaken van Breda. Dat had een lijst kunnen zijn geweest, zonder
een politiek oordeel over de snelheid en de prioriteit, waarmee het een en ander zou moeten worden
uitgevoerd. Alsdan zou de nieuwe raad misschien geen bouwstenen hebben gehad, maar een
fundament voor een beleid op hoofdzaken. Dit college heeft de kans om te scoren weer gemist.
Bovendien verbaast het mij dergelijke voorstellen tot bijstelling van de begroting te ontvangen,
terwijl er voortdurend wordt gezegd dat er moet worden bezuinigd. Men heeft toen gezegd dat
alle potjes waren nagegaan, en toch worden er in het verkiezingsjaar weer nieuwe fondsjes, nieuwe
reserves, nieuwe potjes gevonden, om toch maar weer een geste te doen aan een aantal burgers.
Ik misgun de scoutings die opknapbeurt niet. Maar als blijkt dat er structureel geld over is, zou
men ook eens kunnen denken aan het structureel verlagen van de lasten voor de burgers. Je zou
dat investeren in bezuinigingen kunnen noemen, doch dergelijke gedachten komen bij dit college
niet op. Juist omdat een groot aantal gemeentebesturen meent dat de burgers er zijn om te worden
uitgeknepen, heeft de regering enige tijd geleden aangekondigd om te trachten de hoge O.Z.B.
te laten verlagen, door de te hoge uitkering uit het Gemeentefonds te verlagen. Dat signaal is
klaarblijkelijk te zwak geweest. Daarom heeft gisteren de staatssecretaris aangekondigd dat hij
maatregelen zal nemen om op de eerste plaats de totale druk van de gemeentelijke lasten te kunnen
beheersen, en op de tweede plaats de verschillen tussen de diverse gemeenten te laten verminderen.
Dit college en het merendeel van deze raad hebben die signalen niet ontvangen. Dat tekent in wezen
de kloof tussen dit gemeentebestuur en haar burgers, mede omdat dit college ook niet luistert naar
de wensen van de burgers, de burger-enquête ten spijt. Ook mijnheer De Leeuw luistert
onvoldoende. Hij heeft zoveel jaren de tijd gehad om te luisteren, maar nog altijd krijgen wij
brieven van organisaties en verenigingen dat er op hun klachten niet wordt gereageerd, er wordt
geen of te late informatie gegeven. Tot slot wil ik mijn leuze herhalen die ik vorig jaar ook heb
uitgesproken en die luidt: ceterum censeo Collegium delendum esse.
De VOORZITTER
Dat betekent zoiets als: de Haven moet open, geloof ik.