27 MAART 1996
169
Mevrouw KOKX
Bij de begrotingsbehandeling het afgelopen najaar heeft deze raad met de grootst mogelijke
meerderheid een motie aangenomen waarin de raad zijn afkeuring uitsprak over de inhoud van
het betoog van de CD-fractie. Wat mij betreft is deze motie nog steeds van kracht. Met grote
regelmaat worden wij hier geconfronteerd met vooroordelen en discriminerende uitlatingen door
deze fractie. Wie groepen inwoners van een land en stad apart zet, die zet een essentiële waarde
van onze samenleving, namelijk gelijke rechten en gelijke plichten voor ieder, op het spelGelijke
rechten voor ieder zal extra inspanningen van sommigen vergen, en ditprincipe is een uitgangspunt
in tal van beleidsmaatregelen, zowel voor de allochtonen als voor de autochtonen. Zo wordt in
de Kadernotitie Sociale Ontwikkeling duidelijk een aantal beleidslijnen uitgezet, dat gericht is op
een positieve sociale ontwikkeling van de Bredase multiculturele samenleving, door belemmeringen
weg te werken, zodat mensen volwaardig kunnen deelnemen aan deze samenleving. Dit geldt ook
voor het minderhedenbeleid waar, binnen dit kader, specifiek beleid nodig blijft. Ik pleit ervoor
dat ook in 1997 het Platform tegen Discriminatie op extra steun kan rekenen. De Verenigde Naties
hebben 1996 uitgeroepen tot "Jaarvan de Armoede". Voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis
heeft het Kabinet zich genoodzaakt gezien een nota uitte brengen over "Preventie en bestrijding
van stille armoede en sociale uitsluiting". Ook in Breda dreigen steeds meer mensen tussen de
wal en het schip te geraken. Met grote regelmaat wordt door verschillende Bredase organisaties
de noodklok geluid. Een van de oorzaken bij het ontstaan van armoede is de te hoge toename van
de vaste lasten ten opzichte van een gelijkblijvend dan wel dalend inkomen. Zo is de gemiddelde
huur tussen 1989 en 1995 met bijna 34% gestegen en zijn vooral de alleenstaanden relatief meer
aan woonlasten gaan betalen. De huurders voelen zich daarom ook onzeker over hun toekomstige
woonlasten, en voor hen wordt het aantal keuzemogelijkheden om te kunnen wonen op de plek
van de eigen voorkeur beperkt. Daardoor ontstaat de dreiging dat lagere inkomensgroepen
veroordeeld zijn tot de minder aantrekkelijke delen van de woningvoorraad. Het Sociaal Cultureel
Planbureau heeft in haar jaarrapporten van 1994 en 1995 aangegeven bezorgd te zijn over deze
ontwikkelingen, en het effect hiervan op het functioneren van onze steden. Voor Breda is het van
groot belang, mede gerelateerd aan het groot aantal woningzoekenden, dat zo spoedig mogelijk
de nieuwe bouwlocaties beschikbaar komen, dat er snel gebouwd gaat worden en dat de woningen
bereikbaar blijven voor de laagste inkomensgroepen, zonodig door gebruik te maken van het
voorkeursrecht, de inzet van het grondprijsinstrumentarium, en te komen tot een structurele voeding
van het VolkshuisvestingsfondsBij de behandeling van het beleid van de Algemene Bijstandswet
isnaast het ff audebeleid en het uitstroombeleid, specifieke aandacht gevraagd voor de zorgfïmctie
die de gemeente heeft, dus een beleid voor de blijvers in debijstand. Activerend arbeidsmarktbeleid
en activerend welzijnsbeleid beide als pijlers onder een activerend gemeentelijk sociaal beleid.
Binnenkort kunnen we de gemeentelijke Armoedenota verwachten. Door het Kabinet worden de
mogelijkheden voor de gemeenten om armoede te bestrijden verruimd, en ik pleit ervoor dat de
gemeente Breda hiervan maximaal gebruik gaat maken. Zo wordt het mogelijk om in het vervolg
bijzondere bijstand te verlenen aan groepen mensen die in dezelfde omstandigheden verkeren en
dat is met name van belang voor de mensen die langdurig op een bijstandsuitkering zijn aangewezen,
en worden de mogelijkheden van kwijtschelding verruimd. Daarnaast komen er extra middelen
naar de gemeenten voor de kosten van kinderopvang voor alleenstaande ouders in de bijstand.
Is het college bereid om deze nieuwe mogelijkheden op korte termijn nader te onderzoeken en
hierover aan de commissie te rapporteren bij de behandeling van de Armoedenota? Medio 1996
zal duidelijk worden op welke wijze Breda concreet vorm gaat geven aan het grote stedenbeleid.
Naast de bedreigingen die er liggen voor de steden, liggen er ook kansen. Het convenant met de
G15 spreekt van een aanzienlijke financiële inspanning van Rijk en steden, die noodzakelijk is
om de afgesproken resultaten te kunnen realiseren. Nu de stadsvernieuwing in vele buurten ten
einde loopt, zal naast het fysieke beheer vooral het sociale beheer een prominente rol gaan spelen.
Om het grote stedenbeleid kans van slagen te bieden, zullen de bewonersorganisaties uitdrukkelijk