27 MAART 1996 171 en het proces stuurt. Helaas moeten wij het op dat punt nog laten afweten, maar ik laat er alles aan gelegen liggen om dat proces zo snel mogelijk op te starten. Ik zal met een inhaalslag proberen bij te komen en het spoorboekje op tijd te halen, waardoor de trein op tijd kan gaan rijden, zodat wij op 1 januari 1997 aankomen op een veilig en goed geoutilleerd station. Wij zullen u dan ook op dat moment volgens dat spoorboekje bij het proces betrekken. U heeft gemerkt dat ik u in de commissie Algemene Zaken zoveel mogelijk op de hoogte probeer te stellen, voor zover ik op de hoogte ben van wat zich, niet alleen bij ons, maar ook in onze omgeving, afspeelt rond dit proces. Ten aanzien van het veiligheidsbeleid en wat daarmee samenhangt het volgende. In het kader van het integrale veiligheidsbeleid is er een aanpak aan u meegedeeld in de zogenaamde Inventarisatienota. Het ontwikkelingsproces is op gang gebracht en de stand van zaken wordt in april geïnventariseerd. In de commissie Algemene Zaken zullen u verdere voorstellen worden gedaan. Met betrekking tot de sturing van het toezicht, met name voor wat betreft het toezicht onder de regie van de politie, vind ik dat dat moet gebeuren via het proces van de integrale Veiligheidsnota. Jaarlijks stelt u die vast en stuurt u die bij, en u geeft daarin uw prioriteiten aan met betrekking tot het toezicht in deze stad, de wijken enzovoorts. Dat houdt in dat die voor mij ook de gegevens bevat die ik zal inbrengen in het regionaal college, in het districtscollege bij de regionale politie, en waar ik ook de claims zal leggen waar de korpsbeheerder zijn capaciteit moet inzetten op het punt van de veiligheid in onze stad. Dat is het instrument waar uw raad invloed heeft op het politiegebeuren. Daarnaast heeft u natuurlijk ook de bevoegdheid en de inbreng in die Veiligheidsnota over de wijze van toezicht en welke vorm dat zal moeten hebben. Met betrek king tot het drugsbeleid het volgende. De Drugsnota zullen wij binnenkort behandelen. Hij ligt al gereed, dat weet u. We hebben alleen even gewacht op de Tweede Kamerbehandeling, om te zien wat daar nog uitkomt. Maar hij komt nu zo spoedig mogelijk in behandeling. Het lijkt mij het beste dat we dan met elkaar afspreken op welke wijze de verscherping, de controle en een eventuele creatieve aanpak, zoals D66 die heeft voorgesteld, kunnen worden bekeken. Ik wil daarover op dit moment nog geen uitspraak doen. Laten we daarover in commissieverband primair van gedachten wisselen. Inzake het aspect van de Wegsleepregeling het volgende. De uitspraken die daarover door de raad zijn gedaan, namelijk het zo streng mogelijk en zo scherp mogelijk handhaven en toepassen van die Wegsleepregeling, vind ik adequaat en hebben mij tot het primaire standpunt doen komen om die ook uit te voeren, maar wel zo streng mogelijk, en mogelijk is voor mij ook wettelijk mogelijk. Dat is de beperking die nu is gemitigeerd, en dat betekent dat we nog eens met elkaar moeten praten over wat nu uiteindelijk mogelijk is. Ik zal daarover graag in een van de komende commissievergaderingen met u van gedachten wisselen. Ook de andere portefeuille houder, die daarover gaat, zal inzijncommissieofinmijncommissiedaarover spreken. We moeten dat nog even goed afstemmen. Ik ben het eens met mevrouw Heerkens waar zij zegt dat de groei van het toezicht moet worden bevorderd, met name door de Melkert-banen, en dat de raad uitmaakt waar deze mensen worden ingezet. Dat gebeurt ook in het kader van die integrale Veiligheidsnota. Voor wat betreft het werkschema voor de komende periode, weet ik niet of dat helemaal mijn portefeuille is, maar over hoe de heer Verpaalen dit exact ziet, moeten we, denk ik, nog maar eens van gedachten wisselen. Dit kan in de commissie of in het fractievoorzittersoverleg plaatsvin den. Dat hij zeker weet dat de Commissaris van de Koningin om andere redenen in Breda is geweest dan ik heb gemeld, verheugt mij, want kennelijk heeft hij erbij gezeten en wij niet. De heer De Bruijn, die er ook bij was, kan bevestigen wat ik daarover heb gezegd. De VVD heeft opgemerkt dat de kerntakendiscussie zo moeilijk op gang komt. De heer Taks betreurt dat. Ik betreur dat ook. Maar, zodra we bij elkaar zijn, zullen we nog eens discussiëren over het feit waarom dat zo is. Ik denk dat het niet alleen aan het college ligt. De heer TAKS Dat heb ik niet gesuggereerd, voorzitter. Verre van dat.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 171