27 MAART 1996
176
van die beleidsnota zullen wij aangeven wat wij met de beschikbare middelen kunnen doen, in
verhouding tot de door ons gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. Daarnaast zullen wij daarbij
aangeven wat de beschikbare middelen uit het grote stedenbeleid voor deze specifieke doelstelling
kunnen doen. Als dat leidt tot verschillen en we op basis daarvan toch verdere uitvoering aan
activiteiten willen geven, zullen wij dat bij de begrotingsbehandeling met elkaar concreet invullen,
als de nieuwe raad daarover beslist. Dat is de doelstelling van het jeugd- en jongerenbeleid. En
ik vertrouw erop daarmee tegemoet te komen aan datgene wat in het amendement is verwoord.
Het gaat om een belangrijk onderdeel voor de toekomst van onze jeugd. Ten aanzien van de
opmerking over het Platform voor het Discriminatie weet u dat wij het presentiegeld van de twee
vacatures van de CD op dit moment extra toekennen aan dit platform. Ik hoop, met misschien
velen van u, dat die middelen volgend jaar niet meer beschikbaar zijn en dat we dan op een andere
manier gaan praten over hoe we zullen omgaan met het Platform voor het Discriminatiebeleid.
Over het emancipatiebeleid is in de commissie SAW een goede discussie gevoerd. Op basis daarvan
zijn zowel het totale AMT, als de voorzitter persoonlijk daarop aangesproken. Er wordt nu een
voorstel voorbereid door de algemeen directeur van de dienst SAW, dat in het AMT zal worden
besproken. Ik verzeker u dat wij u in ieder geval in de commissie SAW en mogelijk ook in andere
commissies zullen rapporteren over hoe daarmee wordt omgegaan. Tevens kan ik u zeggen dat
een aantal mensen van het AMT zich die opmerking persoonlijk heeft aangetrokken. Met betrekking
tot mijn eigen portefeuille het volgende. Een aantal sprekers heeft opmerkingen gemaakt over de
ontwikkelingslocaties in relatie tot het grondbeleid en de positie van de ontwikkelaars en de positie
van de gemeente. Het gaat erom, en dat heeft collega De Bruijn ook al gezegd, dat wij onze
beleidsdoelstellingen ten aanzien van de volkshuisvestings- en de bedrijventerreinvoorzieningen
kunnen realiseren. Dat betekent dat wij op die basis zelf streven naar een zodanig actief strategisch
grondbeleid, dat we inhoudelijk, financieel en organisatorisch onze wensen kunnen invullen, en
dat we op die basis ook, met andere participanten, naar samenwerkingsvormen gaan zoeken om
die doelstellingen gerealiseerd te krijgen. Bij de nota Grondbeleid komen wij binnenkort daarop
terug. Dat betekent dus op alle doelstellingen, bedrijvenvoorzieningen en volkshuisvestingsaspecten.
Ten aanzien van de districtsposten het volgende. Bij het districtsgewijze werken vormen de districts-
posten een belangrijk onderdeel. Niet alleen ten aanzien van de bereikbaarheid van de voorzieningen
in de districten, maar ook ten aanzien van de kwalitatief goede huisvesting van deze groep.
Morgenavond staat op de agenda van de raad een concreet voorstel daartoe. Op de invulling van
de noodzakelijke en beschikbare middelen zullen wij terugkomen bij de periodieke toetsing van
het Meerjareninvesteringsprogramma. Ten aanzien van de milieuhandhaving in de binnenstad en
het buitengebied het volgende. In de nota Handhaving heeft u gezien dat er ten aanzien van de
horecazaken in de binnenstad en Ginneken al een aantal concrete voorstellen gaat komen. In het
Gemeentelijk Milieubeleidsplan zal die handhavingstaak een belangrijke taak blijven, naast de
aandacht voor specifieke projecten zoals duurzaamheid, verkeeraanvoer, afval, energie, water,
ecologie. Ten aanzien van de bebossingsgeldenzijn nog opmerkingen gemaakt. Met de beschikbare
middelen zullen we dit jaar zo snel mogelijk concrete projecten invullen. In het Meerjaren-
investeringsprogramma staan al verwijzigingen naar bepaalde thema's, zoals deBavelse Ley. Maar
het kan ook de landschapsinvulling in De Rith zijn, en het kunnen ook andere zaken zijn die te
maken hebben met natuur- en milieuprojecten. De beschikbare middelen zullen niet op de lijst
van niet gerealiseerde investeringen worden bijgeschreven.
Wethouder VAN OS
Nogal wat leden van de raad hebben opmerkingen gemaakt over de status van de kadernota. Ik
denk dat zij op zich daarmee recht doen aan de Kadernota 1997. Anderzijds, maar ik heb in de
commissie ook daarop gewezen, stelt u nu wel degelijk bepaalde contouren voor de Begroting
1997 vast. Ik verwijs u ook naar de budgettaire verhoudingen tussen de huidige gemeente Breda,