28 MAART 1996
205
prijsbeleid van het theater heeft mijn fractie aangegeven, dat dit een zaak is van de directie.
Wanneer de directie zou constateren dat de bezoekersaantallen teruglopen vanwege duurdere
kaartjes, zal zij haar conclusie trekken en de prijzen aanpassen. De raad moet wat dit betreft
niet op de stoel van de directie gaan zitten. Iets anders wordt het, wanneer het gaat om de
bespelingsmogelijkheden voor met name het amateurtoneel. Hierover zijn besluiten genomen.
Er zou geen prijsstijging van de zaalhuur plaatsvinden, anders dan inflatie. Helaas blijkt de prijs
voor met name de technische ondersteuning zodanig te zijn gestegen dat, wanneer het Amateur
Toneel Overleg Breda de rekeningen van het Chassé Theater inderdaad zou moeten betalen, zij
onmiddellijk failliet is. De collegepartijen hebben hierover, amper een week na de privatisering
van het theater, schriftelijke vragen gesteld. Zoals te verwachten was, heeft het college hierop
geantwoord dat dit na de privatisering geen zaak meer is van de raad of het college. Voor
standers van de privatisering hadden eerder moeten nadenken. De doelstelling voor wat betreft
de toegankelijkheid van het Chassé Theater wordt in dit geval zeker niet gehaald. De nota Posi
tionering Breda Cultuurstad is vrij duidelijk over het monumentenbeleid. Volgens deze nota
draagt de gemeente niet altijd goed zorg voor het historisch hart van de stad, zouden monumen
tale gebouwen een betere publiekstoegankelijkheid moeten krijgen, en worden het cultuurhisto
risch hart en de historie van Breda onvoldoende uitgedragen. In de concept-nota stond echter
amper iets over het monumentenbeleid. De wethouder meldde, hierop gewezen, spontaan dat
deze omissie zou worden goedgemaakt. De uiteindelijke passage over het monumentenbeleid is
echter buitengewoon teleurstellend. Beleid en uitvoering liggen bij de commissie WAM,
waarbij wordt erkend dat deze niet naar behoren functioneert. Verder is het uiteraard zo, dat
het monumentenbeleid ressorteert onder de wethouder Stadsontwikkeling. Dit betekent, naar de
mening van mijn fractie, echter niet dat het monumentenbeleid in de cultuurnota niet aan de
orde zou kunnen komen. Er is alle aanleiding toe om te komen tot een herbezinning over de
positie van het monumentenbeleid in de gemeentelijke organisatie en de politieke aansturing
daarvan. Dat het monumentenbeleid in deze nota niet is uitgewerkt, betekent een gemiste kans
voor deze stad om tot een bredere culturele visie te komen. Over popmuziek is de laatste jaren
regelmatig gesproken. In het Meerjareninvesteringsplan is een bedrag opgenomen voor de
nieuwbouw van PARA. Het werkbezoek vorig jaar van de commissie aan PARA heeft, naar
mijn mening, het denken over PARA zeer positief beïnvloed. In het lijstje van actiepunten staat
dat PARA na de herhuisvesting kan uitgroeien tot een regionaal poppodium, waarbij wordt
uitgegaan van het feit, en nu komt het, dat de exploitatie binnen de beschikbare middelen tot
stand komt. De beschikbare middelen bedragen op dit moment jaarlijks 29.000,--. Er zijn
dorpen in Brabant, waar best veel boerderijen bij elkaar staan, die meer geld uitgeven aan een
popaccommodatie dan de studentenstad annex stedelijk knooppunt Breda. Op dit moment trekt
PARA in een volstrekt achterhaalde accommodatie jaarlijks 20.000 bezoekers. Dit geschiedt
door slechts één betaalde kracht en maar liefst 70 vrijwilligers. Met dit resultaat onder deze
omstandigheden verdienen eigenlijk alle vrijwilligers zowel de cultuurpenning als de vrijwilli-
gersprijs. Het lijkt mij een illusie dat nieuwbouw, waarbij toch sprake zou moeten zijn van een
meer professionele opzet, voor dit bedrag aan subsidie te beheren zou zijn. Op dit moment
vangt PARA slechts één tiende van een procent, één promille dus, van het cultuurbudget van de
gemeente. Binnen nu en een halfjaar stelt de raad het programma van eisen en de exploitatie-
opzet voor de nieuwbouw vast. Graag zou ik van de wethouder horen hoe hij denkt de
gemeentelijke verantwoordelijkheid in de exploitatie te gaan vormgeven. Ruim een kwart van
het cultuurbudget gaat naar het Chassé Theater. Over het Chassé Theater staat buitengewoon
weinig in deze nota en dat is logisch. De uitgangspunten voor de artistieke programmering zijn
door de raad vastgesteld. Het artistiek programma wordt vastgesteld door de Raad van
Commissarissen en de toetsing van dit programma vindt vierjaarlijks door het college plaats.
Als raad hebben wij dus inhoudelijk niets meer te zeggen over een kwart van het budget, dat de
gemeente voor cultuur beschikbaar heeft. Over de andere driekwart van de, in vergelijking met
andere steden, niet zeer ruim bemeten middelen mag cultureel Breda gaan stoeien, met deze
nota als triest resultaat. Het Chassé Theater slokt een te groot deel van het cultuurbudget van de
gemeente Breda op. Deze nota levert daarvan het keiharde bewijs. Het bewijs, dat het bouwen
van dit theater in deze omvang een fout besluit is geweest. Als laatste van de actiepunten in de
nota wordt een onderzoek genoemd naar het aantrekken van een rijksgesubsidieerd huisgezel-