28 MAART 1996 231 Wethouder DE BRUIJN Ik wil even mijn zin afmaken. De terugkeer van de bewoners is bij ons het uitgangspunt, ongeacht hun inkomen. Dat kan binnen de normen van de S.W.B., omdat die vermelden dat individuele problemen ook individueel dienen te worden opgelost. Dus wij zeggen dat de bewoners die willen terugkeren, ook kunnen terugkeren, tenzij het aantal de 121 overschrijdt. Want laten wij daarover eerlijk zijn. Als er 150 mensen willen terugkeren, dan hebben wij een probleem, want er zijn maar 121 woningen. Maar dan ontstaat er een andere situatie. In het terugkeerplan staat vermeld welke weg daarmee dan zal worden gegaan. Maar binnen de randvoorwaarden moet terugkeer tot de mogelijkheden behoren. De heer BOER Ter interruptie. Ik heb vrij veel te maken met de S.W.B. en met terugkeer. Men houdt over het algemeen bijna rigide vast aan haar wetjes en richtlijnen. Ik heb er een hard hoofd in dat de ruimhartige interpretatie van haar eigen regels in de praktijk niet zal werken. Ik vrees daarom toch dat een aantal mensen niet zal terugkeren, terwijl hen dat wel is beloofd. Als u uw toezegging echt hard wilt maken, dan moet u zeggen: "Men komt überhaupt terug, ongeacht de regels van de S.W.B." Dat is exact, dat is duidelijk en dat is wat de bewoners willen horen. Wethouder DE BRUIJN Ik heb niets meer toe te voegen aan de opmerkingen, die ik zojuist heb gemaakt. Ik denk dat ik helder genoeg ben geweest en ik geloof dat de woningbouwvereniging binnen de S.W.B. ook nog mogelijkheden heeft. Dat de S.W.B. de uitgangspunten en het beleid, zoals die door de raad zijn vastgesteld, uitvoert conform die regels, is niet meer dan logisch. Sterker nog, zij zou van ons, maar ook van de Inspectie van de Volkshuisvesting een tik op de vingers krijgen op het moment dat zij die regels niet uitvoert. En ik moet constateren dat de woningbouwvereni ging in individuele gevallen de mogelijkheid heeft om maatwerk te verrichten. Overigens verwijs ik daarbij naar hetgeen gesteld is in het verslag van de inspraakrapportage projectover eenkomst, die in twee sessies is gehouden, namelijk op een informatieve bijeenkomst en tijdens spreekuren. Hierin staat alles nog eens nadrukkelijk vermeld, in relatie tot de verantwoordelijk heid van de woningbouwvereniging. In de richting van de heer Scheltens denk ik dat hiermee zijn motie eigenlijk overbodig is geworden. De heer Marée had een opmerking over de cascobouw. Wij zullen u op de hoogte houden van de gang van zaken. Het is misschien nog aardiger om u ervan op de hoogte te brengen hoe het de mensen bevalt, als de woningen eenmaal zijn bewoond. Want daarnaar zijn wij immers met z'n allen nieuwsgierig. De kwestie van de leerlingenbouwplaatsen zullen wij nadrukkelijk opnemen met de woningbouwvereniging. Als gemeente hebben wij in het kader van het convenant met het Stadsgewest, de Provincie en de ondernemers de verplichting om een bepaald aantal leerlingenbouwplaatsen in Breda te realiseren. Of het duurder is, hangt met name af van de soort bouw. Als een specifieke aannemer bijvoorbeeld niet in staat is tot begeleiding van de leerlingen, zou dit kunnen leiden tot kostenverhoging. Met name bij aannemers in de woningbouw zijn er vaak leermeesters aanwezig. Wij zullen met de corporatie overleggen of het mogelijk is om hiervan leerlingen bouwplaatsen te maken, met name juist gericht op mensen die afkomstig zijn uit de buurt en weer naar de oude wijk willen terugkeren. Ik denk dat dit een goede aanvulling zou zijn. In de richting van mevrouw Van Bergen meld ik dat zij de nieuwe tekst van artikel 13 kan terugvin den in artikel 3. Daarin staat namelijk exact hetzelfde, maar dan met betrekking tot het Kastanjeplein. De wijziging met betrekking tot de verantwoordelijkheden is helaas niet toegevoegd aan artikel 13. Dat wordt dus dezelfde tekst. De heer Heeren vraagt of ik regelma tig met de bewoners rond de tafel zal gaan zitten. Data ga ik niet afspreken. Er komt een projectgroep, waarin bewoners, woningbouwvereniging en gemeente zijn vertegenwoordigd. Zij bepalen gezamenlijk hun vergaderschema. Ik ben ervan overtuigd dat, als een van de deelnemers in die projectgroep vindt dat hij of zij zich dient te wenden tot de wethouder, dit k la minute gebeurt en dan ben ik daar ook, voor zover nodig. Ik ga dat niet plannen. Als volwassen mensen in die projectgroep zitten, ga ik er vanuit dat men daar goed uitkomt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 231