25 APRIL 1996 281 De heer CRUL Ik heb aan de fractie medegedeeld, na de commissies Middelen en S.O, dat eigenlijk de hele raad hier wel tegen zou stemmen, want die stemming was er wel in beide commissies, zelfs in tweede instantie nog, toen er praktisch geen goed woord over is gesproken. Wij hebben daarna nog wat nota's toegezonden gekregen, maar daar word je ook niet veel vrolijker van. Het lijkt een beetje, zo heb ik het voor mezelf maar opgeschreven: 'Club van Rome-achtig op Brabantse schaal'. Er wordt gekeken naar 2050, voor mij persoonlijk is dat ook al heel moeilijk natuurlijk, maar in zijn algemeenheid kun je toch zeggen dat dat bijna niet te volgen is. Daarnaast is het een studie van deskundigen. Als je alles nog eens naleest, zie je wie er allemaal over heeft meegepraat. Ik heb niet gezien dat er ook aan de gewone burgers is gevraagd wat zij daarvan vinden, maar misschien kunnen zij ook niet zo ver vooruit kijken. Ik heb in de commissie gezegd dat, als het Melkertgeld zou zijn, erover te praten zou zijn, omdat dat toch is bedoeld om enigszins zinvol werk te doen. Misschien zou je dat er nog aan kunnen besteden. Maar wij vinden in ieder geval dat het niet moet gebeuren. Wethouder DE BRUIJN Ik zou graag met de inhoudelijke zaken beginnen voordat ik aan mijn schoenpoetsen begin. De NUBS, Nadere Uitwerking Brabantse Steden, een duidelijk expliciet andere uitleg dan eerst de Brabantse Stedenrij, vindt zijn oorsprong in de wens van de Provincie om te kijken hoe die Brabantse steden nu exact in elkaar zitten, eerst ten opzichte van elkaar zelf. Vervolgens hebben wij als Breda in het verleden geconstateerd: u kunt dat rustig uitzoeken, maar ons belang ligt op de noord-zuid-as. De Provincie geloofde dat eerst niet, maar uiteindelijk heeft zij dat als het ware voor kennisgeving aangenomen en gezegd: laten we nu eens naar de steden kijken, waar hun belang ligt op lange termijn en wat de ontwikkelingen zijn die de functie van die stad op termijn nadrukkelijk kunnen beïnvloeden. Het zal heel helder zijn dat met name voor Breda de relatie noord zuid, en dan praat ik over Rotterdam-Antwerpen of voor de liefhebbers: de Rijn/Schelde-delta, een essentiële ontwikkeling is die de positie en de mogelijkheden van Breda voor de toekomst gaat bepalen. Dat lijkt wat veraf, maar we moeten constateren dat die Rijn/Schelde-delta een steeds belangrijker gegeven wordt gelet op de toenadering die ontstaat tussen Rotterdam en Antwerpen, waar Breda tussenin zit, en waarbij wij nadrukkelijk onze positie zullen moeten bepalen. Praten wij niet mee in die clubs, dan zal er over ons gepraat worden. Die as Rotterdam-Antwerpen is namelijk essentieel en uiteraard moeten wij daarover niet alleen intern in donkere kamers gaan praten, neen, we moeten dat bepraten met onze partners op die as. We denken hierbij met name aan de Drechtsteden. Dat is van essentieel belang, tevens omdat met name de Rijksplanologische Dienst in het opzetten van de visie op lange termijn, waar hij op dit moment mee bezig is, nadruk- kelijkook depositie van de steden op dieas inbeeld dient te hebben. DeRijn/Schelde-deltadiscussie is onlangs opnieuw opgestart. U weet dat, dat hebben wij u gemeld. Vervolgens gaat er een discussie op Benelux-niveau plaatsvinden hoe de Benelux de toekomst ingaat, gelet op het naar het zuiden zakken van het economisch zwaartepunt in Europa. Daarnaast zijn belangrijke relaties oost-west ontstaan ten gevolge van de aanleg van de Kanaaltunnel. Worden wij niet het 'wormvormig aanhangsel' van Europa? Daar moeten we tijdig op inspelen en er is al veel materiaal voorhanden. Dit gaat niet uit van de laatste ontwikkelingen en de studies die ook op Europees niveau zijn gedaan, dat werk willen we nadrukkelijk niet over doen, dus het is van essentieel belang dat wij als Breda die discussie als het ware als leidraad nemen in de hele Nadere Uitwerking Brabantse Steden. Daar hebben we de Provincie voor nodig, daar hebben we de Rijksplanologische Dienst voor nodig en onze partners noord-zuid in de Rijn/Schelde-delta. Weliswaar heeft elke stad in Brabant daar zijn eigen invulling in, dat heb ik ook aangegeven. Eindhoven denkt met name aan de relatie naar Nijmegen en aan de andere kant Maastricht-Aken. We zijn het met zijn allen erover eens, dat het voor ons een relatie is die bar interessant is, maar daarmee hebben we toch niet echt veel te maken. Neen, die noord-zuidrelatie willen we in dit kader nadrukkelijk naar voren

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 281