25 APRIL 1996 290 Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER Wat betreft het eerste punt, het voorbereidingskrediet voor de Oost-Westflank, het volgende. Wij hebben ook al in de commissie aan de orde gesteld dat het een verhaal is dat al heel lang loopt. Het wordt onderhand eens tijd dat wij een aantal dingen gaan besluiten, vooral omdat je anders geen ongewenste ontwikkelingen zou kunnen tegenhouden. We hebben dan wel een bestemmings plan, maar een bestemmingsplan praat puur over functies, hoogtes en rooilijnen en niet over een beoogde kwaliteit. We hebben een WAM-commissie, maar ik denk dat wethouder De Bruijn en ik het wat dat betreft met elkaar roerend eens zijn datje op een aantal locaties ongewenste situaties zou kunnen krijgen, juist als je zegt datje die flanken op een bepaalde manier wilt afbouwen. Dat is ook precies de kreet die de bewonersorganisatie van de binnenstad al regelmatig uit: stel nu in godsnaam die Oost-Westflank, de Tactiek van Bhalotra en de aanpak vast, zodat je een soort basis hebt waaraan je eventuele plannen ook kunt toetsen en kunt zeggen: dat past daar niet in, jammer, maar helaas, weg ermee. Maar dat is een beetje moeizaam omdat ook de wethouder daarin gelijkheeft. Er is een bestemmingsplan. En zo lang het ene er niet is geldt alleen het bestem mingsplan. Dus kennisnemen van de strategische ontwikkelingsvisie van de Oost-Westflank is voor de Oost-Westflank eigenlijk te weinig. Het is één ontwikkelingsvisie voor twee verschillende projecten, die met elkaar nauw verbonden zijn. Wij zouden kunnen instemmen met een visie voor de Oost-Westflank. Daarentegen kunnen wij nog absoluut niet instemmen met een visie voor het stationsgebied. Ik denk dat het wel handig zou kunnen zijn om het van elkaar te gaan scheiden. Dat is niet gebeurd in deze nota. Op dat punt zullen wij dus voor beide voorstellen bij punt 1 tegen moeten stemmen, gewoon puur vanwege het feit datje daar niet kennis van kunt nemen en het kunt laten passeren. Bij het ene is het niet genoeg en bij het andere is het juist te veel. Het klinkt misschien vreemd, maar ik denk dat de wethouder mijn pogingen dit uit te leggen wel begrijpt. Bij de Oost-Westflank zou het juist meer moeten zijn: niet alleen maar kennisnemen van deze visie, maar deze echt vaststellen. Voor wat betreft het stationsgebied zou je er juist helemaal niet van moeten kennis nemen. Daarover zou je eerst een principiële discussie moeten gaan voeren. Ik kom nu op het tweede voorstel over de stationsomgeving. Ik wil hierover hetzelf vertellen als ik ook in de commissie S.G.M. heb verteld. Direct naast het spoor ligt de wijk Belcrum en terugblikkend in de geschiedenis zijn er de volgende feiten. In juli 1992 werd geheel tegen haar zin en zonder enige vorm van inspraak de Belcrum, ondanks de meer dan 800 ingediende bezwaarschriften, ingelijfd bij de binnenstad middels het Structuurplan Binnenstad. Grootse plannen worden aangekondigd en centraal staan de verbetering van de stedebouwkundige en functionele relatie tussenBreda-Noord en debinnenstad,deontwikkelingvan een transferium voor trein, stads en streekbussen, de h.o.v. en de sneldienst Breda-Utrecht, de ontwikkeling van een kantorenpark van minimaal 100.000 vierkante meter b.v.o. voor het jaar 2000, en de aanleg van een spoorzone- weg als onderdeel van de hoofdwegenstructuur ter vervanging van de singels. Na een lange stilte treedt er een nieuw team aan, dat precies twee jaar later een structuurvisie stationsgebied gereed heeft. Via zogenaamde interviews en ateliers heeft de buurt, maar ook de gemeente, de NS en de BBA, haar wensen kunnen kenbaar maken. Het resultaat liegt er dan ook niet om. De struc tuurvisie is een afkooksel van het structuurplan, waarbij niets maar dan ook niets van de wens van de buurt is opgenomen. Anderepartijenzijn eveneens zwaar teleurgesteld. Alleen de gemeente is tevreden met het resultaat. Het busstation ligt nu ondergronds en de zogenaamde barrièrewerking van het spoor is versterkt door er ook nog een weg met een profiel van 50 meter naast te leggen. De gepl ande woningbouw zou niet misstaan naast de Ereltoren en voor kantoren is nog maar 75000 vierkante meter b.v.o. over. De Belcrum kraakt het plan tot in de grond af en de raadscommissie Stedelijke Ontwikkeling is zeer kritisch ten aanzien van het plan. Weer is er een periode van twee jaar, er gebeurt lang niets, en dan duikt plotseling de strategische visie op de Oost-Westflank en het stationsgebied op. Deze keer zijn er geen voorronden gehouden. Alle vorige inbreng ligt ter zijde en uitsluitend de NS bepaalt wat er mag gebeuren en die is zeer duidelijk. Geen ondergronds busstation maar één groot busstation in de BelcrumGeen spoorzoneweg als hoofdweg maar meer

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 290