1 FEBRUARI 1996 30 met de propositie in het voorstel van de woningbouwcorporaties want, en daar komt de vergelijking dan, aan de onderhandelingstafel, en ik moet even zeggen dat ik niet weet of die onderhandelingstafel er ooit is geweest, zeggen ze weer iets anders dan in het openbaar wordt gezegd. Zo las ik in De Stem dat de voorzitter van de Woningbouwvereniging Volkshuis vesting Breda zou hebben gezegd: als we wat meer middeldure woningen mogen bouwen, dan redden we het wel. Afgezien van het feit of het in de pers goed is weergegeven, concluderen wij toch dat er nogal wat speelruimte is. We kunnen daarnaast ook vaststellen dat door beide partijen, het college en de woningbouwvereniging, een nogal schimmig spel wordt gespeeld. Wat ook gebeurt, en dat is eigenlijk heel jammer, het college weerlegt het voorstel van de corporaties niet, maar geeft anderzijds ook niet aan dat het voorstel van de gemeente een houdbare garantie op realisering kan bieden. U geeft de raad met dit voorstel en met de uitleg in de commissie totaal geen houvast. U zegt alleen dat de woningbouwcorporaties een belangrijke inspanning moeten leveren. Ook weten wij niet of deze gevraagde inspanning verantwoord is vanuit de toezichthoudende functie van de gemeente op diezelfde woning bouwcorporaties. Kan het college zeggen tot welke bedragen de gevraagde inspanning gaat en hoe die zich weer verhoudt tot de reserve- en vermogenspositie op termijn van de corporaties? En kan het college ook zeggen dat het de verplichtingen ten aanzien van beheer en onderhoud van het woningbezit ook blijvend kan nakomen? Want dat zijn nu juist de zaken die zo belangrijk zijn. De VVD heeft ook zelf een berekening gemaakt. Maar wij zijn uitgegaan van een mix van vier-, drie-, en tweekamerwoningen, die gemiddeld geen 35.000,-- tekort per woning vragen om de gewenste huur te bereiken. Wij gaan daarnaast uit van een grondprijs voor de middeldure woningen die aan andere marktpartijen ook wordt gevraagd en die ook moet worden betaald. Wij vinden daarbij ook heel duidelijk dat corporaties, die zich op de vrije markt begeven, gelijk zijn aan andere marktpartijen. Daarmee komt de VVD-fractie tot dezelfde conclusie als de voorzitter van de Woningbouwvereniging Volkshuisvesting Breda: geef ons wat meer koopwoningen in de middeldure sector. Om de noodzakelijke onderhande lingen niet in de weg te staan, zullen wij het u besparen om hier hardop het aantal te noemen. De onderhandelingen, dat vinden wij nog steeds, zijn voorbehouden aan het college en wij zijn eigenlijk helemaal niet bereid om op die stoel te gaan zitten. Maar wij weten wel waarop u ongeveer moet uitkomen en dat is een ander aantal dan de 25% maximaal die u in het voorstel aangeeft. En dan wordt het toch een keuze uit twee mogelijkheden. We geven öf meer geld, öf we compenseren door een hoger aantal middeldure koopwoningen. En het aantal dat daarvoor nodig is, is volgens onze berekening alleszins acceptabel. Maar nogmaals, we gaan de aantallen niet door deze zaal roepen, want dat zou het makkelijk maken voor de corporaties om daarop te anticiperen. Wij concluderen dat in principe met de punten 3 en 4 van het voorstel kan worden ingestemd, tenzij de onderhandelingen, maar dan ook wel goed onderbouwd, tot een andere conclusie zullen leiden. Wij vinden ook dat punt 1 van het besluit wijziging behoeft, omdat naar onze overtuiging deze afspraak tot helemaal niets leidt. Bovendien zijn wij van mening dat voor een afspraak altijd twee partijen nodig zijn, tenzij het college zegt, en ik weet niet of dat de regel wordt: wij leggen liever een dictaat op. Punt 2 vinden wij hoogst merkwaardig. Het college is al minstens een jaar bezig om te komen tot de meerjarenafspraken. En de raad had in dit voorstel eigenlijk een uitwerking verwacht van de pogingen om tot afspraken te komen. Het zou dan ook vreemd zijn als de raad nu het college zou verzoeken om te komen tot een uitwerking met de corporaties. Die uitwerking van hoofdlijnen had er al lang moeten zijn. Het enige wat wij nu krijgen voorgelegd is eigenlijk een behoorlijke kloof tussen twee standpunten. Wat wij het college zouden kunnen zeggen is: het is nog niet te laat, neem het voorstel terug, maak uw huiswerk ordentelijk af en benut de speelruimte die kennelijk door de corporaties wordt geboden. Het is volgens ons het zoveelste communicatieprobleem waarmee we worden geconfronteerd. En het is, denk ik, zelfs het tweede deze week in dezelfde commissie. En ze zijn niet eenvoudig. Het zijn communicatie-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 30