30 MEI 1996 330 De heer VERPAALEN Neen, voorzitter, gezien de stemming die ik proef trek ik mijn verzoek tot hoofdelijke stemming van mijn motie in. De VOORZITTER Dank u welEen paar keer is herhaald wat eerder is gevraagd en waarover kennelijk niet voldoende duidelijkheid was, namelijk de achterdeurproblematiek. De heer De Leeuw heeft gezegd: daar komen we nog wel op terug. Dat vind ik ook, dat doen we. Ik heb u beloofd dat ik u op de hoogte houd. Het behoefte-onderzoek naar het aantal koffieshops lijkt mij een tijdrovende en moeilijke zaak, waarvan nauwelijks enig effect valt te verwachten. Want stel dat daar 12 of 14 uitkomt, of 36, wat doe ik dan? Daarom stel ik me voor dat we ons eerst afvragen: wat willen we daarmee? Volgens mij niet zo heel veel. Wat betreft de huisteelt het volgende. Hierover wordt in het driehoeksoverleg gesproken. Vanuit GroenLinks is gevraagd om stopzetting van een actief vervolgingsbeleid op dit punt. Ik zal in overleg treden met de Officier van Justitie om na te gaan wat de landelijke richtlijnen zijn, want die hebben zij natuurlijk. En wellicht is het aardig om dat onderdeel te laten zijn van een bespreking die wij binnenkort met het Parket hebben. De heer SCHRODER Ik vraag u om inderdaad positief richting het driehoeksoverleg te zeggen dat wij als Breda bestuurlijk geen voorstander zijn van een actief vervolgingsbeleid, omdat de landelijke nota ook de ruimte geeft om daarop een eigen gemeentelijk beleid te voeren. Uiteraard moet dat in samenspraak met het driehoeksoverleg, dus zullen wij ook worden geconfronteerd met de visie van het Openbaar Ministerie. Maar wij kunnen wel een standpunt innemen, en niet afwachtend De VOORZITTER Akkoord. Maar als dit het landelijk beleid is dan wil ik wel opmerken dat Justitie in een rechtstreekse hiërarchische relatie staat met het Rijk, en zij zal op dit punt haar richtlijnen ook wel hebben. Ik veronderstel dat die richtlijn zo is dat daarop nu niet actief wordt vervolgd. Het zou heel vreemd zijn als een onderdeel van hetzelfde instituut, het Rijk, een ander beleid zou voeren dan dat er politiek is uitgesproken. Dat denk ik niet. Heel exact kan ik u daarop nu geen antwoord geven, maar ik ga er vanuit dat het zo is, anders krijgt u van mij bericht. Mevrouw Heerkens vroeg hoe de politie reageerde op mijn verzoek in de zin van: hoe zit het met de situatie in Breda? Ik denk niet dat ik de vrijheid heb om daarover publiekelijk een uitspraak te doen. Dat is, denk ik, niet verstandig in het kader van het opsporingsbeleid. En wat ik daarover heb gehoord is ook niet keihard. Dat betekent dat ik daarover publiekelijk zeker geen uitspraak kan doen. Als u het op prijs stelt, moet u mij maar laten weten op welke manier ik u daarvan op de hoogte kan stellen. Mevrouw HEERKENS Als het zo is dat het niet publiekelijk kan, dan denk ik dat er toch wel iets aan de hand is. Als er niets aan de hand was, dan had u dat nu meteen gezegd. Daarom ben ik van mening dat wij daarover in vertrouwelijkheid snel moeten praten. De VOORZITTER Er zijn al diverse invallen geweest en u weet ook de resultaten daarvan. Iedereen begrijpt dan toch hoe dat zit. Er wordt wel hard aan gewerkt, maar er zijn natuurlijk haarden Mevrouw HEERKENS Neen, neen, maar dit werd juist in verband gebracht met het koffieshopbeleid. Op zich verbaasde mij dat, omdat er al vaker hier sprake is geweest van vragen, ook van andere fracties, over overlast en ik niet gedacht had dat wij gelijk met Roosendaal in datzelfde artikel zouden worden genoemd. Het leek mij nogal overdreven. Dus vandaar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 330