30 MEI 1996 376 kwetsbare groep leerlingen, waarbij is gekeken naar de kwaliteit van het onderwijs en waarbij in dit geval, helaas moet ik zeggen, de denominatie van minder belang is gebleken. Het risico wordt te groot geacht, en het college heeft dat onderschreven, om De Schakel in de Haagse Beemden nog een jaar lang als openbare school te handhaven. De redenen daarvan zijn in de notitie van 5 februari van de bestuurscommissie aangegeven en nog nader toegelicht in de commissiebehan deling door de heer Van den Born en de heer De Keyser. Argumenten, die met name liggen op het gebied van de regelgeving, die vanuit Den Haag op ons afkomt, en die zal inhouden dat er ingaande 1 augustus 1998 geen wijzigingenmeer mogen plaatsvinden in de samenwerkingsverban den. In de praktijk betekent dat dat het wijzigen van die samenwerkingsverbanden één jaar tevoren moet zijn gemaakt. Dat wil zeggen dat er nu nog een jaar rest. Dat jaar kunnen we in de Haagse Beemden, zult u zeggen, prima gebruiken om die nieuwe samenwerkingsverbanden te realiseren. Wat daarbij echter nodig is, is een medewerking van ahe schoolbesturen, omdat ook uit de stukken blijktdat er eenvetorecht voor de schoolbesturen bestaat. De inschattingvandebestuurscommissie, en ik denk dat die terecht is geweest, is dat de Hubertus Ernst Stichting, en dat is ook aangegeven, niet met een dergelijk nieuw samenwerkingsverband zal instemmen. Een ander argument dat niet pleit voor het uitstellen met een j aar is dat uiterl ij k 1 j anuari 1997 een reglement zal moeten worden vastgesteld door het besturenoverleg in het samenwerkingsverband. In dit werkgelegenheidsregle- ment, dat is dus een extra argument dat ook door de bestuurscommissie is opgevoerd, worden de arbeidsvoorwaarden en de overgangsvoorwaarden vastgelegd. Daarnaast wordt ook de externe financieringswijze geregeld. De consequenties van uitstel zijn dat er wel degelijk wachtgeldverplich tingen kunnen ontstaan voor het personeel van De Schakel, in geval er sprake zou zijn van het feit dat het nieuwe samenwerkingsverband geen kans van slagen heeft. Mijn stellige overtuiging is dat er vanuit de school zelf door het team, de M.R. en de ouders adhesiebetuigingen zijn gestuurd. Ik heb mij er gisteren door de bestuurscommissie nogmaals van laten overtuigen dat er geen sprake is geweest van aansturing. Ik kan dat niet zelf beoordelen, maar mijn gesprekspart ner zij nde de bestuurscommissie, heeft mij ervan overtuigd dat hier sprake is van een brede onder steuning vanuit de school voor de overgang van De Schakel naar de Hubertus Ernst Stichting. Natuurlijk zeggen ook de mensen binnen De Schakel dat zij, in het geval er sprake zou kunnen zijn van handhaving van de openbare schooldaarvoor voorkeur hebben, maar gegeven de huidige omstandigheden en de positie van de Hubertus Ernst Stichting kiezen zij daarvoor niet en wordt er nadrukkelijk gekozen voor een overgang richting de HES. Uit de stukken is tevens gebleken dat de bestuurscommissie en ook ik gesprekken hebben gevoerd met de Jan van Polanenstichting, met name om de vraag van de heer Kruithof, en ook mevrouw Heessels heeft die gesteld, beantwoord te krijgen. Dat wil zeggen: hoe gaat u, mocht er sprake zijn van een fusie tussen de Jan van Polanenstichting en de Hubertus Ernst Stichting, straks om met De Schakel, hoe neemt u de afspraken die tussen de HES en de bestuurscommissie zijn gemaakt over? Uit de stukken is ook gebleken dat de Jan van Polanenstichting alle afspraken die zijn gemaakt onverkort overneemt, dus ook alle rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien. In die zin is er ook met de Jan van Polanenstichting gesproken over de toevoeging van De Schakel aan het totale geheel van een eventuele grotere fusie. Ik ben niet op de hoogte, mijnheer Maas, van een brief die vandaag aan de raadsleden is gestuurd, waarin wordt gesproken over artikel 23Ik heb daarvan geen kopie ontvangen, en ik kan daarover ook geen oordeel uitspreken, omdat ik niet op de hoogte ben van de inhoud. Ik hecht eraan om te reageren op de punten die mevrouw Heessels opvoert, niet zozeer inhoudelijk, want we hebben in de commissie daarbij uitvoerig stilgestaan. Mij is opgevallen dat op de brief, die u aan diverse instanties en besturen heeft gericht, bij mij geen enkele reactie is binnengekomen, indiezindatuw hoopop een nieuw samenwerkingsverband wordtonderschreven. Als er inderdaad sprake zou zijn van een bereidheid in dezen, dan had ik daarop wel degelijk een reactie verwacht en dan had ik daarin ook wat vertrouwen kunnen krijgen. In dit geval, en dat is ook de informatie die de bestuurscommissie heeft, is daar geen sprake van. TWEEDE TERMIJN

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 376