1 FEBRUARI 1996 43 voorstel terug te nemen zeg ik u dat het college niet van zin is om dit voorstel terug te nemen. In de richting van de heer Crul, die zegt dat de raad een rol heeft opgedrongen gekregen, het volgende. Ik denk dat dat te maken heeft met het feit dat je de hoofdlijnen voor de meerjaren afspraken vaststelt. Op het moment dat je dat doet krijg je ook het publieke debat over de vraag: waar liggen de grenzen van die hoofdlijnen? En dat betekent dat iedereen aan dit publieke debat zijn bijdrage kan en gaat leveren. Dat maakt het een stuk ingewikkelder, dat ben ik met u eens. Het zijn namelijk ook nog niet de definitieve afspraken met de corporaties. Wat betreft de vele brieven van de woningbouwverenigingen het volgende. We hebben getracht om die juist door die extern adviseur wat buiten de discussie tussen gemeente en corporaties te houden. Maar dat heeft geen gezamenlijke verheldering gegeven. Ook mevrouw Heessels komt op de financiële onderbouwing terug. Zij vraagt: hoe zit dat nu en wie heeft er gelijk? Ik denk niet dat we een welles-nietesspelletje moeten spelen. Ik kom daarbij terug op mijn eerste opmerking namelijk dat die 300 woningen in de goedkope sector er moeten komen. Via de tussenrapportages zullen wij u regelmatig van de zaken op de hoogte stellen en ook als dat noodzakelijk blijkt. Want er kunnen zich nog vele veranderingen voordoen. We moeten er niet aan denken dat de marktrente binnen een paar maanden van 5,8%, die we nu als gemeente hebben, doorschiet naar 7% of meer. Dan is de situatie weer dusdanig anders dat wij, en ik verwacht niet alleen wij maar ook de Rijksoverheid, ons eens achter de oren krabben en zeggen: nu moeten we een noodscenario in werking zetten. Het minste wat we moeten doen is het proces goed blijven volgen. Samen met de corporaties zullen we de vinger aan de pols moeten houden, misschien zelfs per project. Ik denk dat dat nog het beste is, omdat elk project anders is. De heer Boer worstelt zelf ook met de financiële onderbouwing. Wie heeft nu gelijk en waarin? Zijns inziens wordt er een beetje een koehan del gedreven met de middelen, maar hiervan wil ik afstand nemen. Juist daarom hebben we de berekeningen gemaakt. En we hebben een extern advies gevraagd om alles nogmaals te berekenen, om een antwoord te krijgen op de vraag of we fout zouden zitten met onze aanna mes. Het is geen kwestie van koehandel. De enige zaak waar wij allemaal voor staan, en daarin heeft ieder zijn eigen inbreng, is het feit ervoor te zorgen dat die woningen worden gebouwd. Op de moties en amendementen wil ik straks terugkomen. De VOORZITTER Ik stel voor de vergadering te schorsen, zodat het college een standpunt kan innemen ten aanzien van de moties en de amendementen. Ik wil deze schorsing, gezien het tijdstip, combineren met de koffiepauze. Ik schors de vergadering. SCHORSING De VOORZITTER heropent de vergadering. De VOORZITTER Ik geef het woord aan de wethouder die nu zal reageren op de moties en amendementen. Wethouder DE BRUHN Het amendement van de Parel van het Zuiden over de 100% ontraadt het college, omdat naar de mening van het college 100% op de eerste plaats niet noodzakelijk is en op de tweede plaats is de kwetsbaarheid van de corporaties dermate groot, dat wij dat niet aanvaardbaar vinden. Over het amendement, ingediend door de fracties van het CDA en de PvdA, het volgende. Als wij dit amendement als volgt mogen interpreteren: als het noodzakelijk is ten behoeve van compensatie om de woningen te realiseren en om dan naar een hoger aantal te gaan, dan is het college bereid dit amendement over te nemen. Met betrekking tot de motie

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 43