27 JUNI 1996 458 editie van de Gemeentewet, zodat in ieder geval het artikelnummer goed kan worden genoemd. Bij goede lezing van het artikel, denk ik dat u de heer Timmerman van zijn ongelijk kunt overtuigen. De heer SCHRODER Tijdens de eerdere vaststelling van de verordening hebben wij het gehad over de eigenaar-bewoners, die de onroerende zaak uitsluitend gebruiken voor bewoning. Ik dacht dat er in totaal zo'n tiental waren. Zij zijn bij het college bekend. De wethouder heeft toen toegezegd dat hierop actief zou worden ingezet. Wanneer die mensen een aanslag krijgen, zouden zij inderdaad voor ontheffing in aanmerking kunnen komen, of er zou een uitzonderingscategorie bijzondere hardheid komen. Er zou niet alleen actief op worden ingezet, er zou voorlichting worden gegeven en de procedure ten aanzien van die specifieke groep zou zo eenvoudig mogelijk worden gemaakt. Ik zou willen vragen of hieraan uitvoering is of wordt gegeven. Want ik hoor geluiden dat men toch plompver loren een aanslag krijgt en dan zelf moet gaan uitzoeken wat men daarmee moet. Dat lijkt mij niet de bedoeling. De heer VERPAALEN Ik weet niet of mijn editie van het wetboek correct is, maar in artikel 221 staat inderdaad dat de voorziening moet zijn voltooid als de baatbelasting wordt geheven. Nu de gemeente heeft gekozen voor één ingangsdatum voor de gehele binnenstad, kan de baatbelasting dus alleen maar worden ingevoerd op het moment dat voor de gehele binnenstad er ook baat wordt genoten. Aangezien er op dit moment een achterstand is in de uitvoering van de bestrating en wij nog steeds niet weten wanneer de werkzaamheden volledig voltooid kunnen zijn, meen ik dat wij niet in staat zijn om überhaupt een ingangsdatum te bepalen. En ik meen ook dat zowel het oorspronkelijke besluit als dit besluit niet genomen hadden mogen worden. De heer HEEREN Tegen de baatbelasting heb ik ook in het verleden al meermalen geprotesteerd, en dat doe ik nu weer. Ik vind het de taak van de gemeente om de openbare weg te onderhouden. De gemeente dient ervoor te zorgen dat daar de veiligheid is gegarandeerdOok de zorg voor de groenvoorzienin gen is een taak voor de regering, en ik vind het niet juist dat er bij onderhoud van openbare wegen baatbelasting wordt geheven. De burgers betalen reeds belasting en vandaar dat de CD-fractie tegen dit voorstel zal stemmen. Wethouder VAN OS Ik denk dat de heer Dubbelman aangeeft waarom dit voorstel hier voor ons ligt. Het heeft inderdaad wat meer tijd nodig om dit goed uit te leggen. In de richting van de fractie van GroenLinks kan ik melden dat degenen die bij ons bekend waren een andersoortige brief hebben gekregen bij de privaatrechtelijke overeenkomst, dan de mensen die normaal voor deze aanslag in aanmerking komen. Maar het is zo, dat die hardheidsclausule pas van toepassing is bij het daadwerkelijk heffen van de baatbelasting. Dus dat gaat niet op voor die privaatrechtelijke overeenkomsten. Hierbij is niet aangegeven dat men moet wachten op de baatbelastingaanslag en daarin wordt aangegeven op welke wijze er van die clausule gebruik kan worden gemaakt. Als er nog meerdere mensen zijn die hierop een beroep kunnen doen, zal dat in het volgende proces nadrukkelijk naar boven komen. De heer Verpaalen heeft ook nog een oude versie. Het spijt mij dat te moeten constateren. De baatbelastingverordening is gebaseerd op artikel 222 van de nieuwe Gemeentewet en artikel 1, lid 1 van deze wet spreekt over een onroerende zaak, die gebaat is door voorzieningen die tot stand worden of zijn gebracht. Dat gaat dus om het woordje "worden". Ook de gemeente heeft inlichtingen ingewonnen naar aanleiding van de brieven van de heer Timmerman bij de Universiteit van Rotterdam en wel bij de afdeling Belastingen van die faculteit. Daar is uitdrukkelijk gezegd dat wij op basis van dit artikel de baatbelasting op een goede manier toepassen. Ik zal de heer Timmerman zeer uitgebreid antwoorden naar aanleiding van zijn faxen en brieven, en hem ook uitnodigen voor een gesprek om dat nader toe te lichten. In de richting van de CD denk ik dat de bekende argumenten reeds zijn gewisseld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 458