27 JUNI 1996
480
om te beseffen dat wij de komende jaren toch iets moeten met het Gemeentearchief. En als het
op deze manier bij het museum kan worden ondergebracht, vinden wij dat een goede zaak. In
navolging van de opmerking, zoals de heer De Leeuw die al in de commissie heeft gemaakt, en
waarop mevrouw Boidin en de heer De Leeuw zojuist ook hebben gewezen, vragen ook wij aan
dacht voor de inhoudelijke vormgeving van de clustering. Ik wil u verzoeken om dat in het verdere
traject mee te nemen, evenals de aandacht voor mogelijkheden van sponsoringbij het vervolgtraject
te betrekken. Door akkoord te gaan met dit voorstel wordt een belangrijke stap gezet in de
realisering van de nieuwe huisvesting, eigenlijk van een nieuw Breda's Museum. Onze fractie
zal die stap graag zetten, ook omdat het museum dan de mogelijkheid krijgt om zich in de komende
jaren een plaats te verwerven in Breda en zich te gaan bewijzen. Wij realiseren ons wel dat het
verder te volgen traject meer duidelijkheid zal moeten geven ten aanzien van uitvoering en
exploitatie. Onze fractie zal dat traject dan ook verder kritisch volgen.
Mevrouw CROFT-MITTELMEIJER
Wij hebben hierover een aantal maanden geleden al eerder in de commissie gesproken. Er lagen
toen ook allerlei plannen op tafel met allerlei financiën daarbij. Toen was de meerderheid van de
commissie relatief kritisch en bevreesd voor een soort tweede Chassé-debacle. Men had het gevoel
dat men toch een beetje moest oppassen dat de kosten in een later stadium niet zouden stijgen.
Er werd ook op aangedrongen om een nader onderzoek te gaan doen om de zaken te gaan berekenen
en ook om te bezien hoe alles in de toekomst in die gebouwen zou kunnen worden gevestigd. Door
onze fractie is toen gezegd dat een clustering alleen maar voordelen heeft, als het ook financieel
goedkoper wordt. Als je met zijn tweeën samen in één huisje kruipt, dan ga je er per definitie vanuit
dat je goedkoper uit bent en niet duurder. De allereerste plannen echter, zoals die ons zijn
gepresenteerd, gingen er vanuit dat het eerder duurder zou zijn, als je ging kijken naar de locatie
zoals die er lag. Dat wil zeggen diverse locaties en uiteindelijk een geclusterde locatie. De vrees
dat dan ook in de toekomst alles een stuk duurder gaat worden dan wij nu kunnen voorzien, is
volgens ons levensgroot aanwezig. Ik kan ook begrijpen wat de heer Maas zegt. Ook wij hebben
de indruk dat alles een beetje wordt toegeschreven naar de omvang en de capaciteit van het gebouw,
zoals het er nu staat. Het lijkt inderdaad die kant uit te gaan. Als ik zie dat wij 1,5 miljoen gaan
besteden om een soort programma van eisen te laten samenstellen en een aantal zaken te laten
doorrekenen, dan zou je toch denken dat juist in een situatie, waarin al zo lang sprake is van een
eventuele historische clustering, dit soort gegevens al eerder bekend hadden moeten zijn. Ik heb
dan ook een vraag in de richting van de wethouder. In hoeverre kun je zeggen dat die 1,5 miljoen
op een bepaalde manier een soort overgedaan huiswerk betreft? Er liggen al zoveel rapporten en
dergelijke, met alle mogelijke soorten modellen, waarvan je bij wijze van spreken allerlei soorten
musea zou kunnen maken. In hoeverre gaan wij straks weer alles bij elkaar rapen om hiervan een
nieuw rapport te maken? Dat is met het Chassé Theater schijnbaar ook gebeurd. En uit elk rapport
rolden weer nieuwe cijfers, nieuwe gegevens en nieuwe prognoses. Maar uiteindelijk rolde er aan
het einde van de rit toch iets anders uit. Ik heb nog een tweede vraag. Toen destijds de kwestie
rond Justinus van Nassau speelde, heeft de gemeente weinig pogingen ondernomen om de hand
te leggen op de collectie. De collectie is, meen ik, bijna geheel naar Delft gegaan. Met ons vonden
veel andere Bredanaars dat wel jammer, want in deze collectie bevonden zich veel stukken, die
zijn gedoneerd door Bredanaars. De collectie bestond voor een deel uit giften van reizende Breda
naars, die her en der in de wereld leuke stukken hadden verzameld en hadden meegebracht naar
Breda. Deze stukken stonden in het Justinus van Nassau Museum. In hoeverre is de wethouder
bereid om een poging te ondernemen in de richting van Delft, als ik het goed heb, om te kijken
of wij de Bredase stukken eventueel weer kunnen terugkopen voor het nieuwe museum? En in
hoeverre zou dat dan van invloed zijn? Want ik weet dat Justinus van Nassau op dat moment een
relatief groot vloeroppervlak had en ook beschikte over veel opslagruimte. Ik kan mij nog dat
gesjouw met die kisten herinneren. Misschien kunt u ook hierop een antwoord geven. Voor het
overige zien wij dat voornamelijk wordt uitgegaan van model A. Er waren verschillende modellen
en ik kan niet goed ondervangen waarom het college nu heeft gekozen voor model A. Het is niet
zo dat er commissiebreed al een richting is gekozen, want elk model had wel een voor- of een
nadeel. Dus hoe is het college ertoe gekomen om toch uiteindelijk voor model A te kiezen? Nog