1 FEBRUARI 1996 49 zijn uitgegaan van referentiewoningen. Op specifieke locaties kan ik mij die verschillen heel goed voorstellen. Bij referentiewoningen wordt dat een stuk moeilijker. Ik moet overigens ook zeggen dat de corporaties nadrukkelijk bezig zijn te kijken of zij niet lager kunnen. Een van de corporaties kwam in september nog tot de conclusie dat de gemiddelde stichtingskos- ten een kleine 155.000,— bedroegen en nu heeft men die door eigen inzet al kunnen terug brengen tot 141.000,—. Daarmee zitten we dus qua stichtingskosten 14.000,— lager. Dat betekent dat blijkbaar ook bij de corporaties de wil aanwezig is om die stichtingskosten verder terug te dringen. We zitten dan op heel andere stichtingskosten en er komen dan ook weer heel andere berekeningen boven tafel. Om die discussie te vermijden is het zo dat we eerst willen bekijken wat we voor de laagstbetaalden kunnen realiseren, want daarvoor doen we het wel. De heer BOER Bij interruptie. Wil de wethouder daarmee zeggen dat hij verwacht dat er nog ruimte zit in die 35.000,-? Wethouder DE BRUUN Ik moet constateren dat ten aanzien van de berekeningen die gebaseerd waren op de stich tingskosten van 155.000,— een der corporaties heeft aangegeven dat er bezuinigingen mogelijk zijn, waardoor men uitkomt op 141.000,—. Dat geeft dus aan dat daarin ruimte zit. De heer BOER Toen kwamen ze op die 35.000,—. Mijn vraag is of er volgens u nog ruimte zit in dat lage bod? De VOORZITTER Dit was de laatste interruptie. Wethouder DE BRUUN Ik wil alleen maar aangeven dat er ruimte zat in de uitgangspunten van de berekeningen die er lagen. In de richting van mevrouw Van Beusekom wil ik, hieraan koppelend, aangeven dat het, wat die berekeningen betreft, dat is. Dit impliceert niet dat het slikken of stikken is. Maar het probleem is dat zowel de corporaties als het Rigo bij die berekeningen zijn uitgegaan van de zogenaamde referentiewoning. Of die referentiewoning wel of niet ergens wordt gebouwd, dat laat ik even in het midden, maar het is een rekenkundig model dat daarbij wordt gehan teerd. Het college is uitgegaan van de ingediende plannen van de afgelopen jaren, met een index, omdat er toch wel het een en ander aan de hand is. En dan krijg je de discussie over het feit: waar zit de werkelijkheid? Nogmaals, ik denk dat we allemaal vinden dat die 300 woningen tot 710,— moeten worden gebouwd, waarbij we overigens in de bestaande voorraad ook nog woningen willen aanpassen, ook met een huurbedrag tot 710,—. Dus er zit nog wat meer in, maar die tel ik niet mee bij die 300 nieuw te bouwen woningen. De vermogenspositie op termijn is, denk ik, heel essentieel. Die kan wezenlijk gaan veranderen. De effecten van de bruteringsoperatie zijn nog in discussie. Gisteren heeft in de Tweede Kamer nog een forse discussie daarover plaatsgevonden, omdat er ook negatieve effecten aan de bruteringsoperatie zitten. Dat geldt voor een tiental landelijke corporaties en in ieder geval voor twee corporaties in Breda. Wij proberen er alles aan te doen, in overleg met de corporaties, om dat recht te trekken, maar die bruteringsoperatie geeft heel grillige beelden te zien voor de vermogenspositie en de algemene bedrijfsreserve, waardoor sommige corporaties die eerst redelijk zaten in één keer fors naar beneden zakken op middellange termijn en later wel weer wat opkrabbelen. Maar dat heeft met de dynamische kostprijsfinanciering te maken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 49