26 SEPTEMBER 1996
521
De heer FIGLAREK
In de commissie is uitgebreid gesproken over de stille armoede, en met name over de aanpak
daarvan. Stille armoede bestaat, en wij moeten, zeker ook vanuit onze inspiratiebron, iets proberen
te doen om de nood te lenigen. In de commissie hebben wij al gezegd dat een 100%-oplossing
niet is te geven, maar dat de aanpak, zoals de gemeente die voorstelt, perspectief biedt om hier
en daar wat noden te lenigen. In de nota wordt een goede stand van zaken weergegeven. Zo'n
weergave is uiteraard nodig om beleidskeuzes te kunnen maken. De twee hoofddoelen, het
bevorderen van maatschappelijke participatie en het terugdringen van inkomens- en bestedingspro
blemen, maar ook de integrale aanpak, zoals u die voorstelt, spreken ons aan. Een van de zaken
die naar voren komt is de BredaPas. Bij de evaluatie van de pas is gebleken dat deze aan
verandering toe was. Het is goed dat dit ook gaat gebeuren, en wij hopen dat de pas in de toekomst
wel zal kunnen voldoen aan de wensen. Het siert het college dat er iets is gedaan met de opmer
kingen, gemaakt in de commissievergadering, aangaande de bijzondere bijstand. Wij zien uit naar
de voorstellen aangaande deze problematiek bij de begrotingsbehandeling 1997 in oktober
aanstaande. Vele andere zaken zijn al in de commissievergadering gezegd. Het is van onze kant
niet nodig om die nog eens te herhalen. Wij zijn overigens van mening dat het feit dat men de
problematiek van de stille armoede erkent en wil aanpakken een maatschappelijke meerwaarde
heeft.
De heer SCHRODER
"Er zijn nog steeds mensen en politici die zeggen dat armoede niet bestaat. Die leggen de schuld
bij de armen zelf. De armen zouden niet weten hoe zij met hun uitkeringsgeld moeten omgaan
en hij schudt misnoegd het hoofd en zucht nog eens diep." Een volledig citaat uit De Stem van
zaterdag 1 juni 1996, opgetekend uit de mond van monseigneur Muskens. Muskens constateert
terecht, ik heb dat ook in de commissie gezegd, dat er nog steeds mensen zijn die zeggen dat
armoede als zodanig niet bestaat. Onze nota gaat over stille armoede. Op pagina 1 van de nota
lezen we dat armoede als zodanig in Nederland niet voorkomt. Vervolgens wordt daaraan een
wat wollige definitie gehangen, waaruit blijkt dat het toch om iets anders gaat dan de armoede
zoals die door velen wordt beleefd en zoals die, mijns inziens, ook door bisschop Muskens naar
voren wordt gebracht. In de uitgebreide inspraak, die door mijn fractie bijzonder wordt
gewaardeerd, is opgevallen dat er diverse organisaties waren die schreeuwden om erkenning in
de zin van: zeg nu eens een keer, beste politiek, dat er in Nederland inderdaad armoede bestaat.
Ongeveer driejaar geleden zijn wij in Breda al verblijd met de nota Luister, armoede bestaat. Ook
nu weer wordt die vraag aan de politiek gesteld: zeg nu eens dat ze daadwerkelijk bestaat. En we
draaien er nog steeds omheen. Erkenning heeft, wat ons betreft, te maken met eigenwaarde en
ook met het gevoel voor eigenwaarde.. Niet het individu zelf, maar de samenleving, inclusief ook
de politiek is verantwoordelijk voor dè armoede zoals die bestaat. Wat mij betreft zou dat politiek
moeten inhouden, dat er vanuit de gemeenten naar de rijksoverheid, als primair verantwoordelijke,
duidelijke signalen moeten komen over de armoedeproblematiek zoals die in de gemeenten wordt
beleefd. De samenleving brengt een tweedeling tussen arm en rijk met zich mee en de kloof wordt
alleen maar groter. Bisschop Muskens geeft dat op een aantal punten zeer helder aan. Natuurlijk,
en dan stap ik langzaamaan over naar de nota, is werk en dus inkomen in ieder geval één oplossing.
Maar we moeten ons toch realiseren dat er in diezelfde samenleving, waarover wij het hebben,
doodgewoon niet genoeg werk is om iedereen dat minimale inkomen te garanderen. En vandaar
bijstand, en vandaar de Armoedenota, zoals die voorligt. Bijstand is in principe rijksbeleid. De
gemeenten voeren dat rijksbeleid binnen enge kaders uit. Dat is natuurlijk zo, dus vandaar ook
die verantwoordelijkheid in die richting. Maar toch is dat maar een deel van de waarheid. Een
ander stuk van de waarheid is het volgende. Wij hadden in ieder geval eind vorig jaar en in januari
1996 de gelegenheid om in de marge iets aan dat rijksbeleid te doen, in de marge enige
inkomenspolitiek te bedrijven en bepaalde groepen daarmee financieel bij te staan. Het toesla-