26 SEPTEMBER 1996 522 genbeleid, het verlagingenbeleid, een wat ruimhartiger beleid, wij hebben dat indertijd bepleit, zal wellicht aan sommige groepen iets meer lucht hebben gegeven. Ik denk dat wij die kans hebben laten liggen. Terugkomend op de nota het volgende. Primair moet ik zeggen dat wij ons kunnen vinden in alle voorstellen die de sociale participatie betreffen. Op de BredaPas zal ik straks nog kort ingaan. Natuurlijk is het zo dat, op het moment datje stille armoede gaat definiëren, je er niet omheen kunt om te gaan werken aan sociale participatie. Mensen vereenzamen, dreigen te vereenzamen. Dat zal moeten worden aangepakt zodra je iets daarin kunt ondersteunen. De andere kant betreft de inkomensondersteuning. Ik heb daarbij een aantal kanttekeningen en ook een aantal vragen. Allereerst: de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen. In de nota wordt aangegeven dat het rijksbeleid het per 1 januari 1997 mogelijk maakt om de kwijtscheldingsnorm van 95 op te schroeven naar 100%Ik heb aanvankelijk, ook bij de behandeling in de commissie, en aan de hand van de nota begrepen dat het college dat beleid voorstelt en die keuze daadwerkelijk wil maken. Maar ik ben vanmiddag, na wat ruggespraak met derden, aan het twijfelen gebracht. Het zou iets zijn wat nog moet worden binnengehaald, dan wel het zou nog definitief door het college moeten worden besloten. Ik begrijp de financiële consequenties van dat beleid. Maar laat ik duidelijk zijn, mijn fractie is een absoluut voorstander van een maximale uitnutting van de mogelijkheid die het Rijk biedt. Dus als we naar 100% kunnen, dan moeten we dat doen. Kan het college toezeggen dat die keuze in deze nota als zodanig voorligt, zoals die door mij wordt verwoord? Ten aanzien van de bijzondere bijstand, het uiteindelijke vangnet zodra ook bijstand niet meer voldoende is, juich ik toe dat het college, na aandringen van een aantal leden in de commissie, uiteindelijk toch voor optie B heeft gekozen. U weet dat mijn fractie zich in de commissie daarvoor sterk heeft gemaakt, en aansluitend heeft mevrouw Heerkens, terecht denk ik, de bal in de goal gekopt, door een amendement aan te kondigen. Ere wie ere toekomt, het is soms beter dat zoiets door een collegepartij gebeurt, dan door een oppositiepartijMaar het is uitstekend dat nu dat risico wordt genomen, waar wij daadwerkelijk om hebben gevraagd. Wij hebben ook kritiek. Er is wat ons betreft onvoldoende ingespeeld op en onvoldoende poging gedaan om te kijken naar de experimenteermogelijkheden, die de algemene bijstand, maar ook de bijzondere bijstand zou bieden. Wij denken daarbij bijvoorbeeld aan categoraal beleid, wetend dat dat in principe nog niet kan binnen de landelijke regelgeving, maar wij hebben er ook in de commissie op gewezen dat minister Melkert deels ook met zijn handen in het haar blijkt te zitten en aangeeft dat voor een belangrijk deel de gemeenten zelf het beleid moeten zien te formuleren. Kortom, als jullie ter plaatse een oplossing kunnen bedenken, dan voeg ik mij daar later wel in. In die zin zou hij zich hebben uitgelaten, waar het gaat om een mogelijke toekomstige ophoging van het bijzondere bijstandsbeleid. Dat betekent, als je wilt gaan experimenteren, en je inderdaad risico's durft te nemen om in bepaalde noden te voorzien, datje dan ook categoraal beleid moet durven voeren. Categorale steun verlenen aan die groepen die dat in het bijzonder nodig hebben. Ik wijs erop dat diverse gemeenten dat pad opgaan en daarmee ook de landelijke publiciteit halen, zonder dat mij daarna signalen hebben bereikt dat zij onmiddellijk bezoek van het rijksconsulentschap hebben gekregen. Ik heb in de commissie het voorbeeld Weert genoemd. Het categoraal beleid zoals dat daar is uitgezet is heel bijzonder. Het charmante van de voorstellen, die zijn opgenomen in de verordening zoals die uiteindelijk is aangenomen, is dat elke bijstandsgerechtigde die voldoet aan bepaalde criteria, bijvoorbeeld een bepaalde tijdsduur dat hij in de bijstand zit, bepaalde noden, weet dat hij op een zeker moment recht heeft op bijvoorbeeld de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen, zoals bijstand voor de aanschaf van een bril, bijstand in de telefoonkosten gedurende een zekere periode. Kortom, je kunt er de verordening op nalezen, je weet datje bij het loket kunt aankloppen en je weet dat er een recht ligt. Wat ons betreft zijn de voorstellen, zoals die in de nota staan, wel een verruiming van de bijzondere bijstand. Dat is natuurlijk goed, dat heb ik al gezegd. Maar tegelijk houd ik mijn hart vast, want ons is nog niet helemaal duidelijk hoe dat in de praktijk, op de werk vloer van de Sociale Dienst, gaat uitpakken. Concreet is de klacht, die je van de belangengroepen hoort op dit punt, dat men vaak niet weet waar men aan toe is. Hoe arm men zichzelf ook voelt,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 522