26 SEPTEMBER 1996
523
altijd komt men wel weer een ambtenaar aan het loket tegen die je toch voorrekent dat je voldoende
afloscapaciteithebt en eventueel zelfs voldoende inkomsten om bepaalde goederen aan te schaffen.
En als dat niet zo is, dan is er nog altijd de Gemeentelijke Kredietbank als voorliggende voorzie
ning. Als dat beleid zich op deze manier ook in de praktijk voortzet, nog afgezien van de budgetten,
zijn wij bang voor een pingpongspel, waarvan in ieder geval de bijstandsgerechtigden, of degenen
die een beroep doen op de bijzondere bijstand, toch een beetje hoorndol worden. Kortom, harde
criteria zouden, wat ons betreft, de norm moeten zijn voor concrete toepassing. Wij realiseren
ons dat dit beleid na een jaar wordt geëvalueerd. Met de verruiming die wij vanavond gaan
besluiten, betekent dat dat wij op dit punt het voorstel het voordeel van de twijfel geven, maar
met dien verstande dat wij inderdaad over een jaar concreet willen worden geïnformeerd over
hoe die toepassing in de praktijk uitpakt. Als er eerder signalen zijn dat datzelfde pingpongen,
zoals ik zojuist heb geschetst, blijft doorgaan, dan zullen er wellicht eerder aanpassingen moeten
komen. De bijstandsgerechtigden mogen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Eigen
waarde heb ik zo-even al genoemd, ik heb ook Weert genoemd. Je zou bijvoorbeeld kunnen denken
aan het verlenen van een bepaald bedrag, 200,--, 300,--, 400,--, aan bepaalde categorieën
bijstandsgerechtigden als een bedrag ineens. Geen rekeningen overleggen, geen specifieke aanvraag
hoeven indienen, doodgewoonaanhet eind van het jaar ofhalverwege het jaar in de vakantieperiode
een bepaald bedrag verlenen. En laat ze er maar eens wat mee doen, zonder dat ze hoeven te
verantwoorden waarom zij dat bedrag willen. Daarmee geef je gewoon wat extra lucht aan die
mensen die het moeilijk hebben. Ik denk zeker dat het, als mensen niet steeds de hand hoeven
op te houden en hoeven te verantwoorden waarom zij precies alles nodig hebben, een stuk
versterking van het gevoel voor eigenwaarde geeft. Ik vind dat nog steeds een manco in de regeling
zoals die voorligt. Het is een sympathiek uitgangspunt, zo'n fonds, dat inderdaad wat objecti
veerbare criteria bevat en op basis waarvan bepaalde specifieke kosten kunnen worden gedeclareerd.
Tenslotte, voor wat betreft dit punt, de Gemeentelijke Kredietbank. In de nota wordt gesproken
over budgethulpverlening. Maar tegelijk wordt er ook gezegd dat kredietfinanciering door de
Gemeentelijke Kredietbank een voorliggende voorziening is. En daaraan wordt gekoppeld dat een
al te grote verruiming van de bijzondere bijstand het gevaar in zich heeft van omzetdaling bij de
Gemeentelijke Kredietbank. Nota bene, de Kredietbank heeft, wat ons betreft, primair een
inkomensondersteunende functie, die ook op budgetgebied dingen kan doen en die als bank een
bepaalde verantwoordelijkheid heeft en in zekere zin ook een financieel beleid moet voeren. Maar
wanneer het financiële beleid de overhand gaat krijgen en we aan omzetdaling moeten gaan denken,
waardoor we eventueel gaan zeggen dat een al te groot beroep op de bijzondere bijstand niet zou
mogen, dan rijzen de haren je toch een beetje te berge. Ik zal daar absoluut geen voorstander van
zijn. Datzelfde geldt deels voor het budgetbeheer, voorzover daar heel concreet vraag naar is.
De nota signaleert dat de vraag eigenlijk groter is dan het aanbod. Er wordt verwezen naar een
overleg met de organisaties zoals Maatschappelijk Werk, maar daar zal dan ook de liefde vandaan
moeten komen. Ook in dat geval willen wij over een jaar concreet kunnen evalueren of dat
voldoende soelaas biedt op de vraag die er is. Er resteren nog twee punten. Allereerst de
kamerbewoners. Ik heb u op voorhand een motie ter beschikking gesteld. De problematiek van
de kamerbewoners wordt al twee jaar in deze raad door mijn fractie aangehaald. Het betreft de
problematiek van bewoners van onzelfstandige woonruimte. Met regelmaat heb ik geconstateerd,
en ook hier aan de orde gesteld, dat bewoners van onzelfstandige woonruimte geen afzonderlijke
aanslag krijgen voor de gemeentelijke belastingen. Wanneer het hier personen betreft uit de doel
groep minima, mensen met minimale inkomens, dan zouden zij aan de hand van hun financiële
positie in aanmerking komen voor een kwijtschelding van de gemeentelijke belasting, ware het
niet dat de fiscale wetgeving op dit punt kwijtschelding onmogelijk maakt wanneer iemand geen
individuele aanslag krijgt. Een hiaat in de wetgeving, een slordig stukje wetgeving. Waarschijnlijk
is in die periode daaraan nooit gedacht, en ik heb met regelmaat, ook aan de wethouder Financiën,
daarvoor aandacht gevraagd. De laatste keer is dat bij de begrotingsbehandeling 1996 geweest.