26 SEPTEMBER 1996
530
en de heren Verpaalen en Heeren zeggen: schaf de BredaPas maar af, terwijl anderen zeggen:
wat zijn nu werkelijk de kansen van de BredaPas in relatie tot de doelstelling die we wel
overhouden? Dit college onderkent zowel in de nota als in het raadsvoorstel dat de BredaPas niet
heeft voldaan aan de doelstelling die is geformuleerd toen de BredaPas werd ingevoerd. Er is in
spraak geweest en wij hebben vorig jaar ook al een bijstelling doorgevoerd. Wat dat betreft komen
wij volledig tegemoet aan de kritiek die er op de BredaPas was. De BredaPas had een tweeledige
doelstelling. Allereerst de inkomensondersteuning, het verruimen van het bestedingsvermogen.
En op de tweede plaats de bevordering van de sociale maatschappelijke participatie. Aan de eerste
doelstelling heeft de BredaPas niet voldaan. In die zin erkent het college ook de kritiek, en daarom
schaffen we dat onderdeel ook af en gaan we kijken of we de tweede doelstelling van de BredaPas,
debevordering van de sociale maatschappelijke participatie, kunnen verruimen, zodat we daarvoor
de BredaPas wel kunnen gebruiken. Dat instrument is er op dit moment. De mensen zijn ermee
bekend. Het belangrijkste op dit moment is dat degenen voor wie die minimapas was bedoeld,
zelf aangeven dat die niet als stigmatiserend wordt ervaren. En in die zin willen zij die mogelijkheid
ook benutten. Degenen die zeggen dat het niet werkt, moeten maar eens met de directeur van de
Bibliotheek gaan praten, om te horen in hoeverre de pas daar wel tegemoet komt aan de afspraken
die in het kader van de leengeldsituatie zijn gemaakt. Als we de mogelijkheid van de BredaPas
willen benutten, ook ten aanzien van andere gemeentelijke functies, zoals zwembaden, Nieuwe
Veste en andere instellingen, dan weten we ook dat er voor die instellingen geld aanzit. Het is
natuurlijk vrij gemakkelijk om te zeggen: leg dat maar bij die andere. Ik heb in de commissie ook
gezegd: iedere bezoeker van het zwembad kost de gemeente geld, en wij zullen het geld ook
daarvoor moeten vrijmaken en dat doen we mede via het inzetten van die 300.000,— die daarvoor
geschikt is en waardoor de mensen kunnen zien op welke wijze wij invulling willen geven aan
die maatschappelijke participatie, maar waarvoor wij wel via de BredaPas de mogelijkheid willen
creëren. Wij zullen daarover met de instellingen en de organisaties gaan praten. Ik ken niet het
feit dat er door de directeur van de Sociale Dienst al inspraak is geweest. Ik ken wel hetgeen in
de nota staat dat wij met de organisaties en instellingen over de concretisering van deze voorstellen
in het kader van de BredaPas zullen gaan praten. Dat staat op pagina 5 van het raadsvoorstel, net
boven consequenties. Dat is de afspraak die is gemaakt. Ik weet niet of we al zover zijn dat er
al concrete voorstellen liggen. Die zijn mij in ieder geval niet bekend. Ik wil wel toezeggen dat
wijop het moment dat de concretisering van die voorstellen komt, de commissie zullen informeren
en met elkaar ook afspreken of dat de juiste wijze is waarop daaraan invulling wordt gegeven.
Ik neem ook aan dat de commissie casu quo de raad daarbij zelf betrokken is op het moment dat
het consequenties heeft voor tarieven en begrotingen, ook van instellingen. Ik wil ook toezeggen
dat we de zaak ruim zullen bekijken in relatie tot de betrokken instelling. Dat heeft niet alleen
te maken met de gemeentelijke functies die in het voorstel zijn genoemd, zoals Nieuwe Veste,
de zwembaden waarover we met het stichtingsbestuur moeten praten, maar ook met organisaties
die daar niet onder vallen. Ik kan me ook voorstellen dat we in dat kader met de voetbalvereniging
NAC gaan praten, maar dat geldt ook voor andere clubs die op dat terrein te maken hebben met
de positie van de mensen in Breda. Ik denk dat ik in dat kader daarmee tegemoet kom aan uw
vragen. Wij hebben met elkaar afgesproken dat de BredaPas tot en met 1997 zal lopen. De meer
derheid van uw raad constateert dat, anderen aarzelen of plaatsen daarbij wat negatieve opmerkin
gen. Voor de BredaPas is 300.000,- beschikbaar gesteld. Eind 1997 weten we of we daarmee
de juiste weg bewandelen, en of we op die weg wel of niet moeten doorgaan en welke middelen
wij daarvoor beschikbaar moeten stellen. Ik heb er begrip voor dat mensen zeggen: wij zullen
dat in het kader van de onderhandelingen meenemen, om dan daarop te kunnen inspelen. Over
de bijzondere bijstand het volgende. Wij hebben in de commissie mede gesproken over de
mogelijkheden ten aanzien van die bijzondere bijstand, over de positie van de bijzondere bijstand
in relatie tot het rijksbeleid en het wel of niet toepassen van de bijzondere verruimingsmogelijkhe
den, zoals in de nota staat aangegeven. Het college heeft gehoor gegeven aan de opmerkingen