26 SEPTEMBER 1996 552 stellen de raad voor zich uit te spreken als volgt: De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen ter behandeling van het Milieuverslag 1995, wegwerken achterstanden in de handhavingscontrole (agendapunt 203) en het Milieubeleidsplan 1996-1999 (agendapunt 204); overwegende dat, het plan van aanpak voor preventie van afval nog niet is gerealiseerd wegens gebrek aan capaciteit; er sprake is van afnemend scheidingsgedrag door de burgers van Breda; verwerking van GFT kostbaar is; er een strategisch afvalstoffenplan wordt ontwikkeld dat pas in de tweede helft van 1997 zal worden geïmplementeerd; verzoekt het college: GFT-compostering door burgers te stimuleren door het geven van voorlichting aan bewoners van laagbouwwoningen; deze voorlichtingsactiviteiten te betalen uit de tarievenegalisatiereserve afvalstoffen, omdat compostering door burgers leidt tot lagere kosten voor de sector afvalstoffen; en gaat over tot de orde van de vergadering. De heer DUBBELMAN Ik kan kort zijn na de bespreking in de commissie SGM en daarna nog een keer in de adviesfase. De CD A-fractie heeft waardering voor de opzet van het nieuwe Mil ieubeleidsplan voor 1996-1999. Het is realistisch. Wat ons daarbij in het bijzonder aanspreekt is de procedure die daarbij is bewandeld, namelijk op tijd insprekers uit te nodigen die niet alleen hun zegje hebben gedaan, maar, naar wij hebben gezien via de nota van wijzigingen, ook daadwerkel ijk invloed hebben gehad op de beleidsbepaling, waarbij wij nog in het bijzonder willen verwijzen naar de constructieve bijdrage van de N.C.B. en de reactie daarop. Wij hadden oorspronkelijk in onze fractie op twee punten aarzel ingen ten aanzien van het Mil ieubeleidsplanIn de eerste plaats betreft het de aarzeling of we met betrekking tot de taakstelling niet een te grote broek aandoen. Als wij zeggen: het energieverbruik moet zoveel procent lager zijn in het jaar 2000 ten opzichte van een paar jaar daarvoor, dan is het de vraag of dat wel binnen jouw beïnvloedingssfeer ligt. De tweede aarzeling betreft de passage waarin staat dat voor het gemeentelijk Milieubeleidsplan een substantiële verhoging van financiële middelen nodig is. Op beide punten, ik wil dat graag hier verklaren, zijn onze aarzelingen weggenomen. De eerste aarzeling betreft het feit dat de pretenties die erin zitten in feite een vertaling zijn van landelijke beleidsplannen, van het Rijksmilieubeleidsplan. Wat betreft de aarzeling ten aanzien van de substantiële verhoging van beschikbare middelen is het ons duidelijk geworden dat dit een indicatieve betekenis heeft, en dat besluitvorming daarover zal plaatsvinden in de nieuwe raad. Wat dat betreft starten wij niet met het over ons graf heen regeren. Vandaar dat wij positief zijn ten aanzien van het voorliggende plan. Tot slot nog een opmerking met betrekking tot de sympathieke bijdrage van de heer Maas. Buitengewoon sympathiek. Alleen, ik geloof dat zijn sympathieke bijdrage in eigen kring wat minder wordt gewaardeerd, maar dat terzijde. Het klinkt sympathiek, maar in hoeverre het ook in de praktijk werkt, daarover willen wij toch graag het oordeel van het college vernemen, en zullen dan pas kenbaar maken of wij het voorstel van de heer Maas en de zijnen zullen steunen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1996 | | pagina 552